Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

90 dagvaardingen in 3 maanden

Week 1-2022

BSA werd in 1965 opgericht om voor het Rijk uitvoering te geven aan de Verhaalswet ongevallen ambtenaren die toen van kracht werd. Volgens Wim Meuris was in het begin niet iedereen even blij met de regresvorderingen van BSA.

BSA is destijds opgericht als Bureau Schade-afwikkeling van het Ministerie van Financiën om uitvoering te geven aan de Verhaalswet ongevallen ambtenaren die in 1965 van kracht werd. De wet kende aan overheidswerkgevers regres toe voor loonbetalingen en rechtspositionele uitkeringen aan overheidswerknemers en/of hun nagelaten betrekkingen.

Deze wet telde maar zeven artikelen. Een heel klein wetje dus. Maar eentje waarvan men nu terugkijkend zegt dat dit wetstechnisch heel goed in elkaar zat. Het heeft de tand des tijds dan ook heel goed doorstaan. Het werd sindsdien alleen nog aangepast om het regresrecht voor re-integratiekosten mogelijk te maken en om de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Wrna) door te voeren.

Met zo weinig artikelen leek het alsof de wet het regresrecht vrij abstract had ingevuld. Maar niets was minder waar: er zat een duidelijke systematiek achter deze wet.

Die systematiek was uiteraard door BSA – toen het onze corebusiness werd – goed bestudeerd. Dit samen met mr. Bouma en zijn team van advocaten van het kantoor van landsadvocaat Pels Rijcken. BSA kwam dan ook goed beslagen ten ijs toen wij onze claims begonnen in te dienen.

De verzekeraars – waarvan duidelijk was dat zij helemaal geen trek in dit nieuwe regresrecht voor loon en andere rechtspositionele uitkeringen hadden – hadden zich in allerlei bochten gewrongen om onder dat regresrecht uit te komen. Daarom was er in de jaren 1970 – 1995 nog tientallen malen doorgeprocedeerd tot de Hoge Raad in procedures tussen BSA (in het bijzonder namens de Staat en namens het ABP) en de diverse verzekeraars.

Terugkijkend was de uitkomst van de meeste procedures wel conform wat wij bij BSA hadden ingeschat. De procedure waarvan het achteraf gezien jammer was dat wij die toch verloren hadden, was de procedure over het verhaal van het brutoloon bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid.

In die tijd was er de jurisprudentie dat het verlies aan inkomen voor het slachtoffer bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid bestond uit het brutoloon. Op grond van het civiel plafond zou het regresrecht bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer dan ook bruto moeten zijn.

Die procedure verloren wij. Niet omdat wij rechtens geen gelijk hadden maar omdat de Hoge Raad vond dat de praktische hanteerbaarheid van de wet voorop stond. En die praktische hanteerbaarheid bracht met zich mee dat alle zaken gelijk behandeld moesten worden. Zodat er geen onderscheid hoefde te worden gemaakt tussen gevallen waarin de werknemer tijdelijk arbeidsongeschikt was of blijvend en waarbij dus sprake was van een netto vergoeding (ECLI:NL:HR:1994:ZV1288 juncto NJ 1986, 246 en NJ 1989, 48).

Ondanks de uitspraken die er al waren over de Voa bleef één verzekeraar zich met hand en tand verzetten tegen onze regresvorderingen. Het was niet mogelijk om zaken te regelen. Hadden wij een verweer in een zaak weerlegd, dan volgde subiet een ander verweer.

Op een bepaald moment was onze toenmalige directeur Rob Peters het zat. Hij nam de beslissing om in alle zaken waarin wij een vordering op deze verzekeraar hadden tot dagvaarding over te gaan. Daarbij gingen alle zaken mee. Van de al langer lopende zaken tot de kersverse nieuwe dossiers. In totaal ging het om bijna 90 zaken.

Door de advocaten van Pels Rijcken werden in stilte voorbereidingen getroffen en toen die klaar waren, werden vanaf een bepaalde datum iedere werkdag bij de verzekeraar een stuk of drie dagvaardingen betekend. Dat ging dus al die maanden zo door. Ik had graag bij de verzekeraar achter de deur gekeken om de commotie te zien die het maar blijven binnenkomen van dagvaardingen teweeg moet hebben gebracht (nog afgezien van het gigantische bedrag aan griffierecht dat nog door de tegenpartij betaald moest worden).

Ik kan mij de uitkomst nog goed herinneren. In één zaak werd onze vordering afgewezen (het ging hier om de aansprakelijkheid zelf), in twee zaken kwam er een tussenvonnis en in alle andere zaken kregen wij onze vorderingen toegewezen.

BSA kreeg toen vrij snel een telefoontje van hoger niveau bij deze verzekeraar om te komen praten. Dat gesprek leidde er toe dat vervolgens al deze zaken in minnelijk overleg voor vele miljoenen alsnog zijn geregeld. Hoger beroep was daardoor niet nodig.

En sindsdien hebben wij ook met deze verzekeraar inmiddels al weer tientallen jaren periodiek een constructief minnelijk overleg zoals wij dat met bijna alle verzekeraars hebben.