Diefstal lease-auto tijdens privé-gebruik. Kan werkgever dit verhalen op werknemer?
Week 20-2017
Een adviserend verzekeringsarts bij het APG heeft van zijn werkgever een leaseauto ter beschikking gekregen. Op een vrijdag bracht hij zijn hond naar een kennis in Amsterdam die op zijn hond zou passen. Hij parkeerde de auto daar voor de woning/voor een garage op eigen terrein aan de openbare weg. Hij had een sleutel van het huis aan zijn sleutelbos zitten en daaraan zat ook de autosleutel.
Met die sleutel heeft hij de voordeur opengemaakt en was kennelijk met de hond doorgelopen naar de tuin achter het huis om de hond, die vies was, schoon te maken.
De voordeur had hij laten openstaan met de sleutelbos in het slot van die voordeur. Nadat hij de hond had schoongemaakt kwam hij weer voor de woning en zag dat zijn auto weg was. Onbekenden hadden de sleutelbos (waaraan dus ook de sleutel van de BMW zat) weggenomen uit de (naar binnen toe) openstaande deur. Deze onbekende moet dus ook in de woning zijn geweest.
In de leasevoorwaarden van het APG was onder meer bepaald dat:
1. de auto voor privé gebruikt mocht worden;
2. een werknemer de leaseauto als goed huisvader moet behandelen, zoals gebruik conform de richtlijnen van de leaseregeling, voorschriften van de fabrikant, lease- en verzekeringsmaatschappij en de auto zowel in- als uitwendig een goede, verzorgde staat moet houden.
3. als de schade het gevolg van schuld, opzet of grove roekeloosheid, een werknemer voor het geheel van die schade aansprakelijk is en op hem zal worden verhaald door inhouding op het salaris.
Voor de auto is een niet alledaagse verzekering afgesloten, in zoverre dat deze bepaalt dat er geen dekking wordt gegeven als de schade is ontstaan door grove schuld of onzorgvuldig handelen, opzet of grove roekeloosheid.
De verzekeraar weigert dekking omdat de verzekeringsarts, door de sleutels van de auto onbeheerd achter te laten in de voordeur van de woning van een vriend, grove nalatigheid kan worden verweten. Het APG verhaalt dan de schade op de verzekeringsarts. Deze schade bestaat uit de waarde van de auto ten tijde van de diefstal minus het bedrag waarvoor de auto werd verkocht, nadat deze was teruggevonden.
De zaak loopt dan door tot de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:1629):
Verhaal van schade veroorzaakt tijdens de uitvoering van zijn dienstbetrekking is beperkt tot gevallen van opzet of bewuste roekeloosheid. De werkgever mag voor schade tijdens privégebruik een andere regeling treffen, dus ook verhalen bij onzorgvuldigheid. Hij moet dit dan wel vooraf duidelijk hebben gemaakt aan de werknemer en hem daarin een keuze hebben geven. Dat is in casu niet gebeurd, dus mag er niet verhaald worden.
Hieronder de volledige overwegingen:
Het oordeel van het hof komt op het volgende neer. APG heeft met de leasemaatschappij een overeenkomst gesloten op grond waarvan voor de auto een verzekering werd aangegaan met een beperktere dekking dan dat het uitgangspunt is van de wettelijke regeling van de verzekeringsovereenkomst, volgens welke alleen bij opzet en roekeloosheid geen dekking bestaat
(art. 7:952 BW). Door deze beperktere dekking viel de onderhavige diefstal niet onder de verzekering, hetgeen bij de wettelijke dekking wel het geval zou zijn geweest, nu de werknemer in dit geval geen opzet of roekeloosheid te verwijten valt met betrekking tot de diefstal.
Zou de diefstal van de auto hebben plaatsgevonden bij zakelijk gebruik van de auto, dat wil zeggen bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 7:661 lid 1 BW, dan zou op grond van deze bepaling de werknemer jegens APG als werkgever alleen aansprakelijk zijn geweest als sprake was geweest van opzet of bewuste roekeloosheid. Verhaal van de schade op grond van de leaseregeling zou dan daarop zijn afgestuit.
Zou de werknemer de auto zelf hebben moeten verzekeren, dan zou hij duidelijk voor de keuze zijn gesteld welke verzekering hij wenste. In dit geval heeft voor de werknemer die keuzemogelijkheid ontbroken, doordat de werkgever in het contract met de leasemaatschappij voor een beperkte verzekering had gekozen. Het lag voor de hand dat de werknemer de auto ook privé zou gebruiken,
nu de leaseregeling daartoe de mogelijkheid bood (tegen betaling van een eigen bijdrage). Het ligt voorts voor de hand dat de werknemer, nu hij niet zelf de verzekering voor de auto heeft afgesloten, zich niet of onvoldoende heeft gerealiseerd dat op grond van de verzekering waarvoor de werkgever heeft gekozen eigen nalatigheid of onvoorzichtigheid niet was verzekerd. In verband hiermee is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat APG op basis van de leaseregeling de onderhavige schade zou kunnen verhalen op de werknemer.
Bij de beantwoording van deze vraag heeft het hof terecht in aanmerking genomen dat uitgangspunt van de wettelijke regeling van de verzekeringsovereenkomst is dat de verzekeraar geen schade aan een verzekerde vergoedt, die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt
(art. 7:952 BW; vgl. voorts Kamerstukken II, 1985-1986, 19 529, nr. 3, p. 26-27). In dit verband is ook van belang dat een cascoverzekering met een dekking die (nagenoeg) hierop neerkomt,
een gebruikelijke verzekering is voor een auto (veelal bekend als allriskverzekering). Voorts is van belang dat de schade aan een door de werkgever ter beschikking gestelde auto – die bij de aanvang van die terbeschikkingstelling meestal nieuw is – bij onder meer diefstal en ernstige beschadiging een zodanige omvang kan hebben dat deze door een werknemer niet of bezwaarlijk is te dragen.
Gelet op een en ander, brengt de eis van goed werkgeverschap van art. 7:611 BW mee dat een werkgever niet-verzekerde schade van meer dan geringe omvang niet op de werknemer kan verhalen indien deze schade wel gedekt zou zijn bij een gebruikelijke verzekering die alleen geen dekking biedt bij opzet en roekeloosheid. Een andere regel zou immers meebrengen dat de werknemer wordt blootgesteld aan een risico waarvan hij veelal niet of in onvoldoende mate zal zijn doordrongen, zelfs indien hij daarvoor is gewaarschuwd – doordat hij niet zelf de keuze voor de verzekering heeft gemaakt, maar deze door de werkgever is gemaakt – en dat hij, gelet op de omvang ervan, veelal niet zal kunnen dragen of had willen lopen, terwijl dat risico eenvoudig te ontgaan zou zijn geweest door een meer volledige verzekering af te sluiten.
De meerkosten van zo’n verzekering zou de werkgever bovendien in rekening kunnen brengen bij de werknemer (tenzij de arbeidsovereenkomst zich daartegen verzet), zodat er voor de werkgever ook geen reden is de werknemer met dat risico te belasten. Onder schade van meer dan geringe omvang valt in dit verband te verstaan: schade die meer beloopt dan hetgeen redelijkerwijs – als prikkel voor voorzichtig en zorgvuldig gedrag – voor eigen risico van de werknemer is te brengen. De gevallen en de omvang waarin verhaal van deze schade mogelijk is, zullen bovendien moeten zijn vastgelegd in de arbeidsovereenkomst of in een andere tussen partijen geldende regeling. Een regeling die aan deze eisen voldoet, ontbreekt evenwel in dit geval.
Schade die bij privégebruik van de auto is ontstaan door opzet of roekeloosheid, kan de werkgever in beginsel wel voor het geheel op de werknemer verhalen indien wet of overeenkomst daarvoor een grondslag biedt.
Die schade had de werknemer immers, naar uitgangspunt mag zijn gelet op genoemde wettelijke regeling van de verzekeringsovereenkomst, ook moeten dragen als het diens eigen auto had betroffen en deze door hemzelf was verzekerd. Anders dan het hof heeft geoordeeld is er geen grond voor
(een nog verdergaande beperking van de mogelijkheid van verhaal op de werknemer door) analoge toepassing van art. 7:661 lid 1 BW, dat opzet of bewuste roekeloosheid eist. Deze bepaling ziet immers uitsluitend op de risico’s die bestaan bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en hetgeen daartoe mede te rekenen valt.
Het hof heeft zijn oordeel gegrond op de omstandigheid dat de werknemer zich in dit geval niet of onvoldoende ervan bewust is geweest dat op grond van de verzekering waarvoor APG heeft gekozen, eigen nalatigheid of onvoorzichtigheid niet was verzekerd. Hierin ligt besloten dat de werknemer niet op de hiervoor omschreven wijze zelf de keuze heeft gemaakt voor de door de leasemaatschappij afgesloten verzekering. Het hof heeft voorts vastgesteld, in cassatie niet bestreden, dat het in dit geval gaat om schade die wel gedekt zou zijn geweest bij een verzekering die alleen bij opzet en roekeloosheid geen dekking biedt. Het hof heeft dan ook tot het oordeel kunnen komen dat verhaal op de werknemer niet mogelijk is.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >