Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Albert Heijn aansprakelijk voor schade door een gewapende overval

Week 07-2021

Een filiaal van Albert Heijn werd overvallen. De gewapende overvallers wisten binnen te komen nadat werknemers van Albert Heijn ’s ochtends een magazijndeur open hadden laten staan. Een caissière liep door de overval letsel op. Zij stelde haar werkgever vervolgens aansprakelijk voor haar schade op grond van artikel 7:658 BW.

De aansprakelijkheidsverzekeraar van Albert Heijn wees aansprakelijkheid van de hand. De caissière nam hier geen genoegen mee en wendde zich tot de kantonrechter.

Zorgplicht

Artikel 7:658 BW gaat over de zorgplicht van de werkgever. De werkgever moet ervoor zorgen dat werknemers veilig hun werk kunnen doen, zonder schade op te lopen. Als een werknemer toch schade oploopt tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden, is de werkgever aansprakelijk voor die schade. Tenzij hij aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer zelf.

De kantonrechter overwoog dat er geen twijfel was over het feit dat de betrokken werkneemster de schade had opgelopen tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden. Voor beide partijen stond bovendien vast dat de schade niet het gevolg was van opzet of bewuste roekeloosheid van de caissière. Het was nu dus aan werkgever Albert Heijn om te stellen en te bewijzen dat alle mogelijke maatregelen waren genomen en alle noodzakelijke aanwijzingen waren gegeven om de schade te voorkomen.

De procedure bij de rechtbank

De kantonrechter overwoog dat er geen twijfel was over het feit dat de betrokken werkneemster de schade had opgelopen tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden. Voor beide partijen stond bovendien vast dat de schade niet het gevolg was van opzet of bewuste roekeloosheid van de caissière. Het was nu dus aan werkgever Albert Heijn om te stellen en te bewijzen dat alle mogelijke maatregelen waren genomen en alle noodzakelijke aanwijzingen waren gegeven om de schade te voorkomen.

Standpunt werkgever

Albert Heijn stelde zich op het standpunt alle redelijke veiligheidsmaatregelen te hebben genomen en zo aan zijn werkgeverszorgplicht te hebben voldaan. Er was een standaardbeveiliging en er waren standaardregels op het gebied van veiligheid zoals een alarmsysteem, camerasystemen, overvalknoppen, rolluiken en rampalen voor de toegangsdeuren waarop ook Secu strips waren aangebracht. Er zat een tijdslot op de kluis en er was een gesloten systeem van geldoverdracht. Op de gevel van het gebouw waren sterke lampen gericht en er golden specifieke regels ten aanzien van geldafroming en -opslag. Bovendien had elk filiaal – dus ook het betrokken filiaal – een winkelveiligheidsplan waarin nadere veiligheidsmaatregelen waren vastgelegd.

Deze maatregelen zagen onder meer toe op afspraken over hoe werknemers moesten handelen bij een overval of kassagreep. De maatregelen waren in de winkel in te zien door het personeel en werden minimaal eenmaal per jaar besproken. Ook waren in de huisregels veiligheidsinstructies opgenomen. De huisregels werden bij indiensttreding verstrekt en waren bovendien via intranet te raadplegen.

Bovendien was Albert Heijn van mening dat de overval ook zou hebben plaatsgevonden als er bovenop de voornoemde maatregelen extra voorzieningen waren getroffen.

Standpunt werkneemster

De caissière stelde dat uit het winkelveiligheidsplan (indirect) kon worden opgemaakt dat de magazijndeuren niet mochten blijven openstaan. De werknemers die de magazijndeur die bewuste ochtend open hadden laten staan, hadden deze instructies kennelijk niet gehad. In ieder geval was er geen controle op de naleving van deze instructies.

Beoordeling kantonrechter

De kantonrechter stelde vast dat in het winkelveiligheidsplan geen instructie was opgenomen over het openen en open laten staan van de magazijndeur tijdens of na het lossen van voorraden. Er stond alleen in dat de deur nooit mocht worden geopend zonder vooraf via de doorkijkmogelijkheid te hebben gekeken wie er voor de deur stond en dat de deur nooit voor onbekende personen open mocht worden gedaan. Het winkelveiligheidsplan bevatte op dit punt dus een lacune.

Verder had Albert Heijn volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat werknemers op de situatie van een overval – een algemeen risico waarmee supermarkten te maken hebben – toegespitste veiligheidsinstructies hadden gekregen en dat deze specifieke instructies regelmatig werden geüpdatet. De kantonrechter achtte het bovendien aannemelijk dat het risico op een overval via de magazijndeuren wel degelijk aanzienlijk had kunnen worden beperkt door specifieke, op dit risico toegespitste maatregelen.

Kortom, Albert Heijn had de stelling dat het aan de werkgeverszorgplicht voldeed onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter wees de vordering van de werkneemster dan ook toe.

Conclusie

De zorgplicht van werkgevers reikt ver. Het hebben van algemene veiligheidsinstructies en veiligheidsplannen en daar de aandacht op vestigen is op zich niet voldoende. Ook controle op naleving van deze instructies is van belang. Daarbij moet de werkgever er ook op bedacht zijn dat werknemers niet altijd geneigd zijn zich aan alle instructies te houden.

Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >