Botsing tussen twee personen in privé-situatie, ongelukkige samenloop van omstandigheden
ECLI:NL:GHSHE:2016:2628
Situatie: Er is sprake van een grote, grotendeels betegelde tuin/terras met een eettafel en een groot aantal eetstoelen. De afscheiding tussen het inpandige zwembad (en de ruimte direct daar omheen) en de tuin wordt gevormd door een glazen schuifwand welke destijds, blijkbaar, geheel was open geschoven. Boven het zwembad bevindt zich een boventerras, en van dat boventerras (waarvan de balustrade gesitueerd is boven de hiervoor omschreven glazen schuifwand) loopt een trap naar beneden, haaks op die balustrade. Op meer dan halve hoogte is een bordes geconstrueerd, en vanaf dat bordes lopen, evenwijdig aan de glazen pui, twee trappen, een naar links en een naar rechts. Er is voldoende ruimte om tussen die trappen en de evenwijdig daaraan lopende glazen pui door te lopen.
In de late avond zaten betrokkenen in de tuin bij A. Een aantal mannen waren gaan zwemmen toen een andere man (B) ook wilde gaan zwemmen. Hij heeft op het terras zijn kleding uitgedaan en is onder de trap door naar het zwembad gelopen om daar in het zwembad te springen. A kwam toen net van het toilet vandaan. A en B zijn toen met elkaar in botsing gekomen, welke botsing mede, het gevolg van het feit dat B over de drempel struikelde. A kwam ten val op de harde stenen vloer en heeft letsel opgelopen.
Verwijten. 1. B heeft een ongebruikelijke route heeft genomen (namelijk onder de trap door); 2. B heeft harder gelopen dat ter plaatse normaal/gebruikelijk/gewenst is; 3. B is gestruikeld en daardoor tegen A aan gevallen.
Hof:
1. In de gevolgde route ligt geen enkel aspect van onrechtmatigheid besloten. Afgezien van het feit dat er nu, van buiten af gezien, een lounge-set voor het midden van de trap stond, lag een route rondom de trap niet meer voor de hand dan een route onder de trap door. Belangrijker dan dat is de constatering dat A zelf heeft verklaard dat hij B aan heeft zien komen. De situatie dat B van een kant kwam welke A niet behoefde te verwachten doet zich dus niet voor. Voorts ligt in de enkele omstandigheid dat beiden als gevolg van die route min of meer tegelijkertijd op dezelfde plaats waren (hetgeen zich niet zou hebben voorgedaan als hij om de trap heen was gelopen) geen onrechtmatigheid ligt besloten.
2. De snelheid was als zodanig niet zo hoog en zo potentieel gevaarscheppend dat reeds daarom B zich daarvan had moeten onthouden. Bovendien had A B zien aankomen. De snelheid als zodanig werd blijkens zijn verklaringen door A destijds ook niet als intrinsiek gevaarlijk aangemerkt. Bovendien doet zich de situatie dat B rennend is uitgegleden over de natte vloer zwembad waar hij niet zou zijn uitgegleden als hij niet had gerend helemaal niet voor. Hij is gestruikeld en kon zichzelf vervolgens niet in evenwicht houden doordat de vloer nat was. Maar dat had dan ook kunnen gebeuren als hij was gestruikeld door een andere oorzaak dan doordat hij met versnelde pas had gelopen.
3. Een persoon kan struikelen. Gewoonlijk heeft alleen hijzelf daar last van; letsel bij degene die struikelt ligt voor de hand (aldus ook de rechtbank). Ook letsel bij derden, dus niet degene die struikelt, kan voorkomen doch dergelijk letsel ligt niet bij voorbaat voor de hand.
Als iemand struikelt en daarbij een ander meeneemt, is dat uiterst onaangenaam voor beide betrokkenen, maar dat enkele gegeven brengt niet met zich dat de struikelaar aansprakelijk is voor de schade aan degene die hij mede onderuit heeft gehaald.
Dit kan mogelijk anders zijn indien het gedrag van de struikelaar zo roekeloos is geweest dat ofwel hij in de gegeven situatie concreet heeft kunnen, en moeten, voorzien dat ook bepaalde derden daarbij betrokken zouden kunnen raken, ofwel op de koop toe heeft genomen dat derden – wie dan ook – in zijn val meegesleurd zouden worden.
In het onderhavige geval is niet uitgesloten – zekerheid daaromtrent bestaat niet – dat B niet zou zijn gestruikeld als hij een ter plaatse aangepast tempo (“rustig wandeltempo”) had aangehouden èn beter had opgelet.
Maar zo hoog dat het reële risico bestond dat hij zou struikelen enkel of vooral als gevolg van die snelheid, met mogelijk gevolgen voor derden, lag dat tempo nu ook weer niet.
De gevolgen voor A waren aanzienlijk. Dat was bij de val op een harde stenen vloer niet onvoorzienbaar, maar evenmin onvermijdelijk; bij een val, ook op een harde vloer, blijft het vaak bij schrammen, schaafwonden of blauwe plekken. Indien er sprake is van een onrechtmatige daad van de “veroorzaker” komt de eventuele omstandigheid dat het letsel ernstiger is dan gebruikelijk voor risico van die veroorzaker, maar het dient niet zo te zijn dat omdat het letsel ernstiger is, eerder tot onrechtmatigheid van het gedrag van de “veroorzaker” wordt geconcludeerd.
De enkele omstandigheden dat in dit geval B is gestruikeld, A toevallig net in de buurt was en in de val van de ander is meegesleurd, leiden er niet toe dat achteraf gezien de handelswijze van B– enkel bestaande in het ter plaatse sneller dan normaal lopen en, mogelijk, onvoldoende opletten in een hem niet zeer goed bekende situatie – als gevaarzettend jegens derden in het algemeen en A in het bijzonder kan worden gekenschetst.
Conclusie:
Het leven van alledag wordt onwerkbaar indien te allen tijde van iedereen de hoogste zorgvuldigheid en oplettendheid zou worden geëist. Mensen zijn soms minder handig en daar kunnen, soms, andere mensen de dupe van worden. Dat valt, bezien vanuit de optiek van die andere mensen – de “slachtoffers” – onder de gevaren van alledag die voor risico van dat slachtoffer zelf komen. In het onderhavige geval ware het wenselijk geweest indien de ander een grotere mate van oplettendheid en behoedzaamheid in acht had genomen dan hij feitelijk heeft gedaan, maar dat hij dat niet heeft gedaan maakt zijn gedrag nog niet onrechtmatig jegens A.
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >