Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

De aanzegverplichting: doe het goed want de rechter is onverbiddelijk

Week 15-2016

Aanbevolen: lees de uitspraak in pdf-formaat

In deze zaak hebben werkgever en werknemer het met elkaar aan de stok over aanzegverplichting. Werknemer stelt zich op het standpunt dat werkgever zijn aanzegverplichting niet is nagekomen. Ook de eindafrekening van het dienstverband zou niet kloppen. Werkgever is het niet met werknemer eens. Hij verweert zich en stelt bovendien een tegenvordering in. De kantonrechter beoordeelt de zaak. In deze uitspraak wordt alleen de aanzegverplichting besproken. Wat was er aan de hand?

Werknemer is sinds 17 juni 2013 in dienst bij werkgever, laatstelijk in de functie van allround medewerker. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en van rechtswege geëindigd op 1 december 2015. De arbeidsovereenkomst is daarna niet voortgezet.

Verzoek werknemer
Werknemer verzoekt de kantonrechter om werkgever te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 2.273,- bruto, vanwege het niet nakomen van de aanzegverplichting ex. artikel 7:668 lid 1, onderdeel a BW.

Aan dit verzoek legt werknemer ten grondslag – kort gezegd – dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan voor bepaalde tijd en is geëindigd op 1 december 2015, en dat werkgever heeft verzuimd om hem uiterlijk een maand daarvoor te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.

Verweer werkgever
Werkgever stelt dat het verzoeken moet worden afgewezen en voert daartoe – samengevat – het volgende aan.

Op 3 november 2015 heeft werknemer mondeling van twee P&O medewerkers van werkgever vernomen dat zijn arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd en dat zijn arbeidsovereenkomst daardoor op 30 november 2015 zou eindigen. Op dezelfde dag werd aan alle medewerkers, inclusief werknemer, een schriftelijke mededeling gedaan over het niet verlengen van contracten. Ook is werknemer geïnformeerd bij brieven van 6 januari en 2 november 2015.

Beoordeling kantonrechter

Aanzegverplichting
Op grond van artikel 7:668 lid 1, onderdeel a BW moet de werkgever de werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.

Uit artikel 7:668 lid 3 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand, als de werkgever deze verplichting in het geheel niet is nagekomen. Uit artikel 7:668 lid 3 BW volgt ook dat de werkgever aan de werknemer een vergoeding naar rato verschuldigd is als de werkgever deze verplichting niet tijdig is nagekomen.

Het bovenstaande brengt met zich dat aan de mondelinge aanzegging tijdens het gesprek op 3 november 2015 geen betekenis toekomt. Dit komt omdat het voldoen aan de aanzegverplichting schriftelijk dient te gebeuren. Voor het betrachten van enige soepelheid met betrekking tot het wettelijk schriftelijkheidsvereiste – volgens werkgever wist werknemer waar hij aan toe was – biedt het wetsartikel geen enkele ruimte. De wet verlangt nu eenmaal uitdrukkelijk dat de werkgever de werknemer schriftelijk informeert.

Werkgever stelt werknemer wel degelijk te hebben geïnformeerd bij correspondentie van 6 januari en 2 november 2015. Werknemer heeft voorts betwist die correspondentie te hebben ontvangen. Wat daar ook van zij, in deze stukken wordt werknemer niet geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst zodat er geen sprake is van een aanzegging in de zin van artikel 7:668 lid 1, onderdeel a BW. Met de brief van 6 januari 2015 wordt de arbeidsovereenkomst toegezonden en is alleen medegedeeld dat die van rechtswege eindigt op 30 november 2015. In de email van 2 november 2015 staat dat aan het einde van de maand het arbeidscontract eindigt en dat werkgever graag voor de volgende dag een evaluatiegesprek wil inplannen. Deze mededelingen laten de mogelijkheid open dat er na 30 november 2015 een volgende arbeidsovereenkomst zou worden aangeboden.

Aan de stelling van werkgever dat hij schriftelijk op 3 november 2015 aan werknemer heeft medegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd gaat de kantonrechter ook voorbij. Immers, de door werkgever gedane mededeling is een algemene mededeling gericht aan alle medewerkers van werkgever en niet aan werknemer persoonlijk. Dat had wel gemoeten.

Conclusie
De conclusie is dan ook dat werkgever de aanzegverplichting van artikel 7:668 lid 1, onderdeel a BW in het geheel niet is nagekomen. Dat betekent dat werkgever wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag aan loon voor één maand, te weten € 2.273,- bruto. De verzochte wettelijke rente wordt ook toegewezen, nu werkgever in verzuim is met betaling.

Let op
Let dus goed op dat u tijdig aanzegt en vooral dat u dit op de juiste wijze doet. De rechter heeft tot op heden geen begrip voor de werkgever die wel aanzegt, maar verzuimt dit schriftelijk te doen.

Vindplaats: ECLI:NL:RBNHO:2016:4074

Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Meer informatie? Neem contact met ons op