Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Door een stier afgeworpen. Is de werkgever aansprakelijk?

Een werkgever van een school organiseerde een personeelsfeest met als thema het wilde westen. Om die reden stond er in de hoek van een schoolkantine, achter een stapel hooibalen een mechanische rodeostier opgesteld. Onder de stier lag een valkussen. De feestcommissie had de stier opgebouwd aan de hand van de door de leverancier opgestelde installatievoorschriften. En natuurlijk konden werknemers rodeorijden op de stier.

Een werkneemster nam ook plaats op de stier. Al vrij snel – na een seconde of 40 – gleed zij van de stier en belandde zij nogal ongelukkig op het kussen. De vrouw liep daarbij letsel aan haar arm en schouder op. Mogelijk zullen deze klachten blijvend zijn. Zij sprak haar werkgever aan op deze schade.

Erkenning

Allereerst stelde zij dat de werkgever de aansprakelijkheid al erkend had. Een medewerker zou tegen haar hebben gezegd dat hij van mening was dat het ongeval plaats vond tijdens werktijd en dat zij daardoor medeaansprakelijk zou zijn voor het ontstane letsel. Maar de rechter ging hier niet in mee. Deze medewerker was weliswaar leerkracht en afdelingsleider tijdens het ongeval maar sinds zijn pensionering niet meer. En toen hij deze verklaring aflegde was hij al met pensioen en had hij geen functie meer. Daarom was hij – nog los van de vraag of hij daar als afleidingsleider überhaupt toe bevoegd was – helemaal niet bevoegd om de werkgever rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Zijn verklaring kon dan ook niet aan de werkgever worden toegerekend.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW

Ook ongevallen die tijdens door de werkgever georganiseerde (ontspannende) activiteiten plaatsvinden, kunnen aanleiding geven tot aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW. Dan moeten deze activiteiten wel aan te merken zijn als ‘door de werknemer te verrichten werkzaamheden’. Tussen de activiteiten en de werkzaamheden die door de werknemer verricht moesten worden moet een voldoende nauw verband bestaan. De rechter oordeelde dat dit niet voldoende was gebleken. Het was niet vast komen te staan dat de vrouw verplicht was om bij het personeelsfeest aanwezig te zijn. Dat iedereen zich per e-mail moest aanmelden voor het feest betekende nog niet dat deelname aan het feest verplicht was. Zo kon de organisatie van het feest dit immers ook hebben besloten met het oog op de inkoop van hapjes en drankjes. Verder hadden niet alle werknemers zich aangemeld voor het personeelsfeest en waren zij dus ook niet allemaal aanwezig. Dit had ook verder geen arbeidsrechtelijke consequenties.

Ook was het schoolfeest geen onderdeel van activiteiten in het kader van de normjaartaak. Deelname was daarom niet verplicht. De avonden waarvoor in de normjaartaak twintig uur staan opgenomen betrof alleen leerlinggebonden activiteiten zoals ouderinformatieavonden, stage-informatieavonden en een galafeest voor leerlingen. Het personeelsfeest viel daar niet onder en was enkel bedoeld voor het vermaak van het personeel.

Verplicht of niet?

Uit vaste jurisprudentie volgt dat er naast de expliciete plicht om deel te nemen aan een bedrijfsuitje of feest er ook een voldoende nauw verband tussen werk en activiteit kan ontstaan als er een zekere druk werd uitgeoefend om toch deel te nemen. Of dat het wegblijven van het feest consequenties zou hebben gehad voor de positie van de werknemer. De rechter had dit bekeken maar zag ook daarvoor geen aanwijzingen. Dat een werkgever er in het algemeen belang bij heeft dat er zoveel mogelijk werknemers op het personeelsfeest aanwezig zijn – vanwege het versterken van de onderlinge band en de teamspirit – deed niets af aan het feit dat er sprake was van een vrijwillig feest.

Vrijwillig op de stier

Zelfs al zou de vrouw wel enige sociale druk hebben gevoeld om naar het feest te gaan of het vrijblijvende karakter van het feest niet hebben herkend, dan nog had zij niet hoeven deelnemen aan het rodeorijden. Alle werknemers waren volledig vrij om zelf te kiezen of zij aan het rodeorijden wilden deelnemen. Verschillende werknemers kozen er ook bewust voor om er niet aan deel te nemen. Er was dan ook geen sprake van aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW

Zonder de arbeidsovereenkomst tussen de vrouw en de school zou de vrouw niet op het personeelsfeest aanwezig zijn geweest. Het feest was immers georganiseerd voor de werknemers. Er bestond dus wel een zeker verband tussen het personeelsfeest en de arbeidsovereenkomst. Een werkgever kan ook aansprakelijk zijn als de werkgever zich niet heeft gedragen als een goed werkgever. Daarbij geldt dat een werkgever die voor zijn personeel een risicovolle activiteit organiseert of laat organiseren er op grond van goed werkgeverschap voor moet zorgen om mogelijke schade te voorkomen.

De vrouw stelde dat het eindfeest – met als onderdeel de activiteit rodeorijden – op grond van goed werkgeverschap sowieso niet gegeven had mogen worden. Zij stelde dat het rijden op een rodeostier overduidelijk een risicovolle activiteit was. Waarbij ook nog eens werd opgeroepen om – net als bij een echte rodeo – slechts één hand aan de teugels te houden. Verder werd er geen instructie voor gebruik gegeven en ook geen toezicht gehouden. Bovendien was het kussen hard was en had dat uiteindelijk het letsel veroorzaakt. Zij landde in een kuil in het kussen waardoor haar schouder in een onnatuurlijk hoek werd gebracht.

De rechter stelde vast dat rodeorijden een activiteit was waarbij de stier rondjes draait en heen en weer bokt terwijl de persoon die er op zit probeert om zo lang mogelijk op de stier te blijven zitten. Uiteindelijk vallen alle deelnemers – net als de vrouw – op een zeker moment van de stier op het kussen. De een wat eerder dan de ander. Dat is inherent aan het rodeorijden en daarin schuilt ook een deel van het plezier. Uit de overlegde beelden bleek dat de vrouw na ongeveer 40 seconden van de stier is gegleden en dat de stier daarvóór relatief rustig bewoog. Naar het oordeel van de kantonrechter was er dus geen sprake van een situatie waarbij de stier onverantwoord snel heen en weer bewoog. Verder was de stier niet ondeugdelijk opgebouwd en was er niet gebleken dat het kussen niet aan de eisen voldeed.

Dat de vrouw op een ongelukkige manier op het kussen terecht kwam, gaf aan dat rodeorijden niet helemaal zonder risico is. De val had voor de vrouw immers ernstige gevolgen. Maar op grond van de ongelukkige afloop alleen kon niet worden aangenomen dat rodeorijden in het algemeen een gevaarlijke activiteit is die niet op zijn plaats zou zijn op een personeelsfeest. Daarom kon niet gesteld worden dat de werkgever tekort schoot in haar verplichtingen op grond van goed werkgeverschap. Als het organiseren of faciliteren van rodeorijden onder deze omstandigheden van vrijwillige deelname tot aansprakelijkheid van de werkgever zou leiden, zou het feitelijk onmogelijk zijn om nog een sport- en spelsituatie te organiseren tijdens een personeelsfeest. Naar het oordeel van de kantonrechter was dit te verstrekkend.

De werkgever was dus niet aansprakelijk en de vrouw bleef met haar schade zitten. (Hoewel er gelukkig wel een ongevallenpolis van kracht was waarop de  vrouw een beroep kon doen.)