Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Is dubieuze afhandeling fooi reden voor ontslag op staande voet?

Week 34-2017

Werknemer op een camping was achter de bar aan het werk. Rond sluitingstijd betaalde een klant een rekening van € 200,00 aan hem. De klant gaf daarbij een biljet van € 50,00 als fooi. De man heeft de biljetten die bedoeld waren om de rekening te betalen met een scanner op echtheid gecontroleerd en in de kassa gedaan. Hij heeft het biljet van € 50,00 dat als fooi was bedoeld niet op echtheid gecontroleerd, maar dit bedrag onder het pinapparaat naast de kassa gelegd. Op enig moment heeft de klant blikjes bier besteld en apart afgerekend. Toen de fooi werd betaald, had de man een dienst van zestien uur achter de rug.

Nadat de werknemer zijn werkzaamheden heeft beëindigd, is hij naar zijn caravan vertrokken. De campingeigenaren waren aanwezig toen de fooi werd gegeven. Na vertrek van de man hebben zij het biljet van € 50,00 niet in de fooienpot aangetroffen en zijn zij naar de caravan van de man gegaan om bij hem navraag te doen over de fooi. De man heeft iets gezegd over de vindplaats van de fooi, waarna de eigenaren de fooi hebben gezocht en deze onder het pinapparaat hebben gevonden. Zij zijn teruggegaan naar de caravan van de man en hebben hem op staande voet ontslagen. Hij ging daar toen niet tegenin en heeft de camping die nacht nog verlaten. In de brief die het ontslag bevestigde werd als reden gegeven dat zij werknemer hadden betrapt op een poging tot diefstal.

In deze zaak gaat het om de vraag of werkgever een dringende reden had om de man op staande voet te ontslaan. Volgens werkgever heeft de man het biljet van € 50,00, dat als fooi was gegeven, weggestopt met de bedoeling dit later weg te nemen. Volgens werknemer heeft hij die bedoeling niet gehad en is hij vergeten het biljet in de fooienpot te doen, nadat hij het even had weggelegd om het veilig te stellen.

Over bovenstaande feiten zijn partijen het eens, maar over onderstaande feiten niet:

• Het moment waarop de klant nog blikjes bier heeft besteld. Volgens werkgever gebeurde dit nadat werknemer het bedrag van € 200,00 had afgerekend en de fooi al had weggestopt. Volgens werknemer werd hij echter door de nieuwe bestelling tijdens zijn handelingen onderbroken.

• De vraag of er destijds een geldclip voor biljetten op de kassa zat waar werknemer het biljet in had kunnen doen. Volgens werkgever zat deze er wel, maar volgens werknemer niet.

• De manier waarop werknemer het biljet van € 50,00 onder het pinapparaat heeft gelegd. Volgens werkgever was dat biljet klein opgevouwen. Volgens werknemer was het mogelijk wel gevouwen, maar niet zo klein als wordt gesteld.

• De vraag of de man de exacte vindplaats van het biljet heeft genoemd toen de eigenaren hem naar de fooi vroegen. Werkgever stelt dat werknemer zei dat het biljet ergens bij de kassa of het pinapparaat lag. Volgens werknemer heeft hij gezegd dat het biljet onder het pinapparaat lag.

• De vraag of werknemer wilde meelopen naar de bar om de plaats van de fooi aan te wijzen. Volgens werkgever wilde hij dit niet, maar volgens werknemer is hem dat niet gevraagd.

• Werkgever stelt dat werknemer direct na het ontslag op eigen initiatief is vertrokken, maar volgens werknemer was dit op verzoek van beide eigenaren.

• De vraag of vermoeidheid een rol speelde bij de handelwijze van werknemer. Volgens werkgever was dat niet het geval, volgens werknemer wel.

Het Hof vindt de handelwijze van werknemer weliswaar onlogisch en verdacht, maar komt toch – net als de kantonrechter – tot het oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat de man de bedoeling had het biljet te verduisteren.

De handelwijze van de man was onlogisch. Het opvouwen en wegstoppen van de fooi was in ieder geval niet sneller dan het scannen van het biljet en het vervolgens in de fooienpot deponeren, nu de fooienpot binnen handbereik stond en dat geldt ook voor het scanapparaat. Het staat niet ter discussie dat het biljet makkelijk en snel had kunnen worden gecontroleerd en in de daarvoor bestemde fooienpot had kunnen worden gelegd.

De werknemer heeft gesteld dat hij de fooi onder het pinapparaat heeft gelegd, zodat het biljet niet in het ongerede zou raken. Het wegstoppen van de fooi was echter niet nodig om te voorkomen dat het biljet door een klant zou worden weggenomen, gelet op de plaats van de kassa achter de bar, het zicht van de eigenaren die aanwezig waren en het feit dat er nog maar maximaal drie klanten aanwezig waren, onder wie de klant die net zelf de fooi had gegeven.

Om te voorkomen dat het biljet zou wegwaaien, had de man het niet in zijn geheel onder het pinapparaat hoeven te leggen. Ook het opvouwen was inderdaad niet nodig als hij het biljet alleen even onder het pinapparaat legde om het daarna in de fooienpot te kunnen doen. Anderzijds geldt dat het heel klein opvouwen van dat biljet ook niet logisch of nodig was als hij het biljet onder het pinapparaat legde met de bedoeling dit later weg te halen en zelf te houden.

De handelwijze van werknemer roept daarom vragen op en maakt hem in beginsel verdacht. Ontslag op staande voet is echter een vergaande stap, waarvoor meer nodig is dan een (sterke) verdenking dat hij de fooi heeft weggestopt met de bedoeling dat geld weg te nemen. Naar het oordeel van het Hof kan die bedoeling niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld.

Het is mogelijk dat zijn onlogische handelwijze voortkwam uit vermoeidheid: het was na middernacht en werknemer had op dat moment een dienst van 16 uur achter de rug. Het kan daarom zo zijn dat het geen beredeneerde beslissing van werknemer was om het biljet opgevouwen onder het pinapparaat te leggen en het daar te laten liggen, eenvoudigweg omdat hij onder deze arbeidsomstandigheden geen rationele keuzes heeft gemaakt.

De bedoeling van werknemer om het geld weg te nemen, kan ook niet worden afgeleid uit het feit dat hij niet is meegelopen toen de eigenaren kwamen vragen waar de fooi was of uit zijn vertrek zonder protest direct na het ontslag op staande voet. Hij heeft namelijk gezegd waar de fooi lag, ook al heeft hij daarbij mogelijk niet de exacte plaats aangeduid. Zoals werkgever heeft opgemerkt, ligt het inderdaad eerder voor de hand dat een werknemer die ten onrechte wordt ontslagen, daar gelijk tegen protesteert. Dat betekent echter niet het omgekeerde, namelijk dat indien iemand na een ontslag op staande voet vertrekt zonder te protesteren, betekent dat het ontslag (de beschuldiging) dus terecht is geweest. Daarbij geldt bovendien dat de man heeft gesteld en de eigenaren hebben erkend dat de man die nacht nog over deze kwestie naar de eigenaren heeft gebeld en dat hij reeds twee dagen later per fax van zijn gemachtigde de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen.

Alles afwegend komt het Hof tot de conclusie dat de bedoeling de fooi te verduisteren, en daarmee de dringende reden voor ontslag, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld.

Lees de uitspraak in pdf-formaat

Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Hebt u vragen? Neem gerust contact op.