Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Dwarslaesie door val van fitnessapparaat

Week 14-2019

We zien steeds vaker in een park toestellen om rek- en strekoefeningen te doen. De toestellen zijn geplaatst door de gemeente en wat mij betreft een mooi initiatief.

Wat nu als iemand door het gebruik van een dergelijk toestel ten val komt en letsel oploopt?

Wat was er gebeurd?

Op 27 augustus 2012 loopt benadeelde hard in gebied rond de Oosterplas in Den Bosch en passeert daarbij een openbaar terrein waar door de gemeente in 2010 fitnesstoestellen zijn geplaatst. De man besluit gebruik te maken van de zogenaamde ‘sit-up’, een bankje met aan het ene uiteinde twee aan de linker- en rechterzijde uitstekende voetsteunen en bovenop een klein zadel. Op enig moment valt de man van het toestel waardoor hij ernstig letsel oploopt in de vorm van een dwarslaesie. De advocaat van de man stelt de gemeente (en de aansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente) aansprakelijk. De aansprakelijkheid wordt afgewezen waarna benadeelde een gerechtelijke procedure opstart.

De beoordeling

Allereerst was de vraag of er sprake was van een gebrekkig fitnessapparaat in de zin van art.6:173 (aansprakelijkheid voor roerende zaak) en 6:174 BW (opstalaansprakelijkheid). Benadeelde meent namelijk dat het toestel gebrekkig was aangezien het klaarblijkelijk niet beschermde tegen het gevaar van vallen. De gemeente had moeten wijzen op dit valgevaar en moeten waarschuwen voor het feit dat je op het toestel makkelijk je evenwicht kunt verliezen, zo stelt benadeelde (eiser).

De rechtbank overweegt in dit kader dat een dergelijke waarschuwing zo algemeen en vanzelfsprekend is, dat dit niet als relevant en noodzakelijk voor het gebruik van het fitnesstoestel kan worden aangemerkt. Het betreft geen relevante omstandigheid, die kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een gebrek als bedoeld in artikel 6:173 of 6:174 BW.

Verder stelt eiser dat er aanvullende beschermende maatregelen getroffen hadden moeten worden, zoals dit ook gebeurt bij de fitnessapparaten die in sportcentra worden gebruikt. De gemeente stelt op haar beurt dat het fitnessapparaat getest is op diverse kwaliteitseisen (zogenaamde Tüv-certificaat en NEN-norm) en dat het apparaat geplaatst is op een grasveld dat gebruikt mag worden tot een valhoogte van 1,5 meter, terwijl het betreffende apparaat slechts 41 cm hoog is.

Ook de rechtbank komt tot de conclusie dat de sit-up voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, waarbij zij vooropstelt dat het toestel een Tüv-certificaat heeft. De NEN-norm geeft volgens benadeelde echter niet aan voor welke toestellen of in welke situaties beschermende maatregelen zoals voetsteunen en de rugsteun moeten worden gebruikt.

De rechtbank overweegt vervolgens:

Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] echter onvoldoende gemotiveerd gesteld dát die gestelde beschermende maatregelen in dit geval van de Gemeente verwacht mochten worden. [eiser] stelt weliswaar dat de door hem genoemde maatregelen te vinden zijn op afbeeldingen op internet van vergelijkbare toestellen als de sit-up, die in sportscholen worden gebruikt. Hij maakt echter onvoldoende duidelijk in hoeverre die maatregelen gebruikelijk zijn voor dergelijke fitness-apparaten en of die maatregelen bedoeld zijn in het kader van veiligheid of in het kader van comfort. Temeer had een nadere toelichting van [eiser] op dit punt mogen worden verwacht, omdat het in deze zaak gaat om een openlucht fitnessapparaat bestemd voor publiek gebruik. Dat stelt andere eisen aan het apparaat op het punt van onderhoud en duurzaamheid (“hufter-proof”) dan aan een apparaat dat in een sportschool wordt gebruikt.

Conclusie

De rechtbank kan niet aannemen dat sprake is van een gebrek in de zin van artikel 6:173 of 6:174 BW. Ook kan op grond van het voorgaande niet worden vastgesteld dat de gemeente de op haar rustende bijzondere zorgplicht (hetgeen door eiser subsidiair wordt gesteld) zou hebben geschonden. De rechtbank wijst dan ook de vorderingen van eiser af.

Niet onvermeld mag blijven dat de rechtbank het hierbij van belang acht dat een dergelijk ongeval (met zulke ernstige gevolgen) zoals hier heeft plaatsgevonden zeer zeldzaam is. Het is een ongelukkige samenloop van omstandigheden geweest met buitengewoon nare gevolgen voor het slachtoffer, zo oordeelt de rechtbank.

Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Hebt u vragen? Neem gerust contact op.

-