Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Een ongeluk binnen een relatie. Geldt er een regresverbod?

Een vrouw zat achterop de motor van haar vriend toen ze samen een ongeval kregen. De vriend overleed en de vrouw werd volledig arbeidsongeschikt. Ze kreeg een IVA-uitkering van het UWV en het UWV zocht regres bij de WAM-verzekeraar van de motor. Kort voor het ongeval had de vrouw met haar vriend afgesproken om te gaan samenwonen. De inboedel van de vrouw die haar eigen huis te koop had gezet, was al naar het huis van haar vriend verhuisd. Maar op het moment van het ongeval stond de vrouw nog niet ingeschreven op het adres van haar vriend.

Een vrouw zat achterop de motor van haar vriend toen ze samen een ongeval kregen. De vriend overleed en de vrouw werd volledig arbeidsongeschikt. Ze kreeg een IVA-uitkering van het UWV en het UWV zocht regres bij de WAM-verzekeraar van de motor. Kort voor het ongeval had de vrouw met haar vriend afgesproken om te gaan samenwonen. De inboedel van de vrouw die haar eigen huis te koop had gezet, was al naar het huis van haar vriend verhuisd. Maar op het moment van het ongeval stond de vrouw nog niet ingeschreven op het adres van haar vriend.

Nu had de Hoge Raad al in 1973 uitgemaakt dat regres voor sociale uitkeringen niet mogelijk is als het slachtoffer en de aansprakelijke partij gehuwd zijn (NJ 1973, 225). Later werd dat regresverbod ook uitgebreid naar samenwonen en loonregres. De argumentatie hiervoor was dat de uitkeringen aan het slachtoffer worden aangewend voor de bekostiging van de gezamenlijke huishouding. Door regres mogelijk te maken op de echtgenoot of de samenwonende partner zou het verhaal dan ook weer ten laste komen van dat zelfde gezamenlijke huishouden en dus van het slachtoffer. Dus dat wat je geeft, wordt als het ware met de andere hand weer afgepakt. Dit vestzak-broekzakprincipe weegt zo zwaar dat het regresverbod niet wegvalt als een verzekeraar voor het regres aangesproken kan worden.

Arrest Hoge Raad

Achmea was van mening dat het regresverbod gold omdat de vrouw al samenwoonde tijdens het ongeval, ook al was zij nog niet op het adres van haar vriend ingeschreven. Het UWV voerde aan dat er tijdens het ongeval geen sprake was van samenwonen. Bovendien was de vriend al geruime tijd overleden op het moment dat het UWV de uitkeringen ging verstrekken. Er was dus op dat moment geen sprake van samenwonen. De uitkering kwam dan ook niet ten gunste van een gezamenlijke huishouding. Daarmee ging het geschil dus over de vraag welk moment moest worden aangehouden om te kunnen beoordelen of er sprake was van samenwonen: de datum van het ongeval (zoals Achmea aanvoerde) of de datum waarop het slachtoffer een uitkering ontving (zoals het UWV betoogde).

De rechtbank kwam tot de conclusie dat het UWV het bij het juiste eind had. De rechtbank vond voor dit oordeel steun in een arrest van de Hoge Raad van 26 juni 1987. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat aan een bedrijfsvereniging geen verhaalsrecht toekwam op de WAO-uitkeringen waarop het slachtoffer ná het huwelijk recht had gekregen. Het regresverbod werd dus getoetst op het moment waarop de vrouw een uitkering ontving, niet op het moment van het ongeval. Het huwelijk – dat een kleine twee jaar na het ongeval plaatsvond – zou in de beoordeling van de Hoge Raad immers niet relevant zijn geweest als het moment van het ongeval als begin van het samenwonen zou zijn gehanteerd.

Ook in deze zaak moest derhalve voor de beoordeling of er sprake was van samenwonen worden uitgegaan van het moment waarop het UWV een uitkering verstrekte. Vanaf dat moment zou mevrouw die uitkering pas hebben kunnen aanwenden om de kosten van de gemeenschappelijke huishouding te betalen. Maar zover was het nooit gekomen omdat de vriend op het moment dat het UWV aan haar ging uitkeren al geruime tijd was overleden. Er was toen dus geen sprake (meer) van samenwonen en dus had zich geen vestzak-broekzaksituatie voorgedaan. Voor een regresverbod bestond in dit geval daarom geen grond en Achmea moest dan ook de regresclaim betalen.

Toetsingsdatum

Vreemd blijft wel dat Achmea dit geschil tot een procedure had laten komen terwijl het arrest van de Hoge Raad waar de rechter bij aanknoopte vrij duidelijk is.

Er is geen verhaalsrecht op een echtgenoot voor uitkeringen en voorzieningen waarop de andere echtgenoot tijdens het huwelijk recht heeft gekregen. Met andere woorden: het verbod geldt als er uitkeringen worden gedaan vanaf het moment van trouwen of samenwonen. De toetsingsdatum is dus niet de datum van het ongeval maar de ingangsdatum van de uitkering. Dus gaat het slachtoffer pas lang nadat het slachtoffer een uitkering heeft gekregen trouwen of samenwonen met de veroorzaker, dan eindigt het regresrecht voor de uitkeringen die gedaan worden vanaf het moment van trouwen of samenwonen. Voor de uitkering die het slachtoffer vóór die datum van het UWV heeft ontvangen, heeft het UWV onverminderd regres.

Waar een rechter nog nooit over heeft beslist, is de rechtsvraag of het regresverbod eindigt als het huwelijk later eindigt terwijl slachtoffer nog steeds een uitkering heeft van het UWV. Met andere woorden: herleeft het regresrecht en kan het UWV dan opnieuw verhaal halen bij de veroorzaker? Op grond van wat we hier besproken hebben, zou dat volgens BSA het geval moeten zijn. Dat volgt ook uit een eerder door BSA ingewonnen procesadvies.