Een vak op school geven zonder lijfelijke aanwezigheid van een docent is toegestaan
Week 49-2018

Een VWO school laat de studenten in de onderbouw tijdens de ingeroosterde les Duits zelf studeren via een lespakket van de wereldschool. Zij hebben wel via een live videoverbinding contact met deze docent en kunnen de docent ook vragen stellen. De Inspectie Onderwijs had de school hiervoor in zijn rapport een tik op de vingers geven met de opmerking dat er geen docent is voor het vak Duits en dat de leerlingen hiervoor afstandsonderwijs krijgen en de school aldus zou handelen in strijd met artikel 2a WVO.
Ter zitting heeft de school aangegeven dat zij voor de leerlingen van de onderbouw wel degelijk een docent Duits in dienst heeft. Het klopt dat deze docent niet lijfelijk aanwezig is op de scholen. De lessen Duits zijn echter wel ingeroosterd en tijdens deze lessen hebben de leerlingen via een live videoverbinding contact met deze docent en kunnen zij ook vragen aan deze docent stellen. In de bovenbouw wordt het vak Duits inderdaad aangeboden via een pakket van de wereldschool, maar ook in de bovenbouw wordt het vak Duits gegeven door bevoegde docenten.
Van strijd met het bepaalde in artikel 2a WVO is geen sprake. Uit hetgeen de school heeft aangevoerd blijkt voldoende dat zij een bevoegde docent Duits in dienst hebben die de kinderen van de onderbouw lesgeeft en aan wie zij via een live verbinding vragen kunnen stellen. Anders dan de Inspectie meent, schrijft artikel 2a WVO niet voor dat de bevoegde docent lijfelijk aanwezig is tijdens de lessen. Ook in het bepaalde in artikel 2 van de Leerplichtwet en artikel 6b WVO kan geen steun worden gevonden voor de juistheid van het standpunt van de Inspectie. Die artikelen bevatten namelijk alleen vereisten ten aanzien van de aanwezigheid van leerlingen op school. Dat eisen voor leerlingen ook gelden voor docenten (laat staan vanzelfsprekend), zoals de Inspectie heeft betoogd, volgt de voorzieningenrechter niet, gelet op de geheel andere positie van beide groepen.
Ter zitting zijn partijen nog ingegaan op de wijze van inroostering van het vak Duits, de begeleiding van de leerlingen door de docenten en de wijze waarop het vak wordt aangeboden in de bovenbouw. De vraag kan worden gesteld of dit strijd oplevert met een andere wettelijke bepaling. De Inspectie heeft in dit kader verwezen naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694). Daarin heeft de Afdeling onder meer overwogen dat de Inspectie in het kader van de toepassing van de criteria voor de inrichting van het onderwijs als bedoeld in artikel 1a1, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 terecht heeft getoetst of op de betreffende school onderwijs wordt gegeven, in die zin dat kennis en vaardigheden aan de leerplichtigen worden overgedragen.
De Inspectie gaat daarbij volgens de Afdeling terecht uit van een zekere mate van sturing en structurering van het leerproces, aangezien uit de Wpo (Wet op het primair onderwijs) en de WVO volgt dat leerplichtigen langs de kerndoelen moeten worden geleid en hun vorderingen inzichtelijk moeten zijn. Hoe deze toets uitvalt bij de wijze waarop het vak Duits wordt gegeven op de scholen, ligt op dit moment echter niet ter beoordeling voor. Hierover staat namelijk niets in de rapporten vermeld. Daarin wordt alleen gerefereerd aan strijd met artikel 2a WVO en daarvan is geen sprake.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het rapport op dit onderdeel moet worden aangepast.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >