Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Geen regres eigen risico Ziektewet door een uitzendbureau te verhalen op een werkgever. Tenzij…

Week 51-2021

Volgens Wim Meuris geldt de verhaalsbescherming die een werkgever heeft op grond van artikel 52b lid 1 ZW ook als de regresvordering volgens de Ziektewet niet door het UWV wordt ingesteld maar door een (andere) eigenrisicodrager ZW.

De verhaalsbescherming die een werkgever heeft op grond van artikel 52b lid 1 van de Ziektewet geldt ook als de regresvordering volgens de Ziektewet niet door het UWV wordt ingesteld maar door een eigenrisicodrager.

Een man werkte via een uitzendbureau en kreeg op zijn werkplek bij een inlener een ongeval dat niet aan opzet of bewuste roekeloosheid te wijten was. Doordat de man door dit ongeval arbeidsongeschikt werd, eindigden zijn werkzaamheden voor de inlener. Hij kreeg van het uitzendbureau ziekengeld uitbetaald. De inlener erkende aansprakelijkheid voor dit ongeval.

Het uitzendbureau was eigenrisicodrager voor de Ziektewet en poogde vervolgens het (netto) doorbetaalde ziekengeld en de re-integratiekosten en kosten voor casemanagement te verhalen op de inlener. Dit leidde tot een procedure tot aan de Hoge Raad over de vraag hoe de verhaalsbescherming van art. 52b ZW toegepast moet worden als niet het UWV regres zoekt op grond van art. 52a ZW (het wettelijke uitgangspunt) maar de eigenrisicodrager.

Het UWV had op grond van artikel 52a lid 1 ZW verhaal voor het ziekengeld op de veroorzaker maar had dit regres (als de veroorzaker de eigen werkgever is) alleen op de eigen gelaedeerde werknemer als diens arbeidsongeschiktheid te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid van de werkgever of van de werknemer die arbeidsongeschikt is geworden.

Dit volgt uit Artikel 52b waarin is opgenomen: 1. Het bepaalde in het vorige artikel geldt ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte werkgever van de verzekerde, onderscheidenlijk ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte verzekerde, die in dienstbetrekking staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde jegens wie naar burgerlijk recht verplichting tot schadevergoeding bestaat, slechts indien de ongeschiktheid tot werken is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van die werkgever onderscheidenlijk verzekerde.

Op grond van artikel 52a lid 2 ZW gaat het verhaalsrecht van lid 1 bij eigen risicodragerschap over op de eigen risicodrager.

De vraag die zich nu voordeed was of het verhaalsrecht van de eigen risicodrager op de als werkgever aan te merken inlener ook alleen mogelijk was als de arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht te wijten was aan opzet of bewuste roekeloosheid van de inlener.

De bepaling waarin het regresrecht overgaat van UWV naar eigen risicodrager luidt letterlijk:

“2. De eigenrisicodrager treedt voor de toepassing van het eerste lid in de plaats van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.”

De Memorie van toelichting op deze wetsbepaling luidt: “In artikel 52a ZW is het recht van regres geregeld. Het UWV heeft ingevolge deze bepaling verhaal voor gemaakte kosten uit hoofde van de ZW (waaronder het ziekengeld), op degene die civielrechtelijk aansprakelijk is voor het veroorzaken van de ongeschiktheid tot werken. Toegevoegd wordt een tweede lid, waarin dit regresrecht aan de eigenrisicodrager wordt toegekend. Deze heeft een eigen verhaalsrecht dat in de plaats treedt van het recht van het UWV. Dit regresrecht is aanvullend op het regresrecht dat de werkgever heeft op grond van artikel 107a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Dat artikel ziet immers op verhaal voor het door hem bij ziekte doorbetaalde loon. In artikel 52b ZW is nader geregeld onder welke voorwaarde recht op regres beslaat ten aanzien van de werkgever, Aanpassing van dat artikel is niet noodzakelijk. Een werkgever zal immers niet het door hem betaalde ziekengeld op zichzelf verhalen.”

Uit deze toelichting viel niet af te leiden dat de wetgever aan de eigenrisicodrager een regresrecht had willen toekennen dat een ruimere strekking had dan het eigen recht van het UWV.

In artikel 52 b lid 2 ZW is opgenomen dat voor de toepassing van de beperking in het vorige lid de inlener mede als werkgever wordt beschouwd, bedoeld in artikel 34 van de Invorderingswet 1990.”

De Advocaat–Generaal kwam in zijn advies na een uitgebreid onderzoek van de rechtshistorie tot de conclusie dat de eigenrisicodrager-ZW met art. 52a lid 2 ZW geen minder ruim of ruimer regresrecht had gekregen dan het UWV toekwam en toe zou komen in art. 52a ZW maar hetzelfde regresrecht.

Een in verhouding tot de inlener gunstiger regresrecht voor de eigenrisicodrager-ZW (door het dan wegvallen van de verhaalsbescherming van art. 52b ZW) behoorde niet tot het pakket waarin de wetgever met invoering van de Wet eigenrisicodrager Ziektewet heeft willen voorzien. Anders gezegd: noch in de tekst noch in het systeem noch in de wetsgeschiedenis van art. 52a ZW en art. 52b ZW is steun te vinden voor de stelling dat een eigenrisicodrager-ZW die op de voet van art. 52a lid 2 ZW regres zoekt bij een inlener niet de verhaalsbescherming van art. 52b ZW tegen zich moet laten gelden.

Daarnaast stelde de Advocaat-generaal dat het vaste rechtspraak is van de Hoge Raad dat ook in andere regresbepalingen op het gebied van de sociale verzekering het systeem wordt gevolgd dat de sociale verzekeraar geen regres moet kunnen nemen op hen die tot ‘de kring der onderneming’ behoren. Volgens diezelfde rechtspraak is deze kring naar de aard ruimer dan – kort gezegd – de groep van degenen die binnen een en dezelfde onderneming bijdragen aan premiebetaling onder de betreffende sociale zekerheidswet. Dat een persoon niet in die groep zit, wil nog niet zeggen dat hij niet binnen die kring kan vallen: dat eerste alleen kan daarom niet bepalend zijn.

Gelet op de breed opgetuigde, van rechtswege werkende en in die zin voor de inlener onvrijwillige inlenersaansprakelijkheid van art. 34 Iw 1990 en de daarmee samenhangende risico’s voor de inlener met betrekking tot de ingeleende werknemer (de verzekerde onder de betreffende sociale zekerheidswet), valt de inlener waarover we het hier hebben binnen deze kring. Het strookt volgens mij met het voorgaande om ook bij eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet de inlener voor de toepassing van art. 52b ZW binnen die kring te laten vallen. Op de voet van art. 34 Iw 1990 geldt voor hem dan inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de ingeleende werknemer (de verzekerde onder de Ziektewet).

De Hoge Raad deed de zaak vervolgens af met artikel 81 lid 1 RO beslissing. De klachten in cassatie kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. Met andere woorden: het Hof heeft de bescherming terecht ook op de vordering van het uitzendbureau van toepassing verklaart.