Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Geen zicht op een oplossing

Week 39-2020

Een vrouw werkte in de extramurale zorg waar planning en cliëntendossiers gedigitaliseerd waren. Maar door een oogaandoening kon zij geen beeldschermwerk meer verrichten. Haar werkgever hoefde het werk niet zo aan te passen dat digitale taken door haar collega’s konden worden overgenomen.


Een vrouw die in de extramurale zorg werkzaam was, kreeg een aandoening aan haar ogen. Hierdoor had zij hinder in een omgeving met tl- of led-verlichting en was zij niet langer in staat beeldschermwerk te verrichten. Hierdoor kon ze niet werken met de gedigitaliseerde planning en de elektronische cliëntendossiers. Daarvoor was zij afhankelijk van hulp van collega’s.

Maar door de voortschrijdende digitalisering en strengere eisen op het gebied van privacywetgeving kon het werk van de vrouw niet structureel worden aangepast. Haar werkgever wilde dan ook samen met de vrouw zoeken naar een andere oplossing.

De vrouw meldde zich toen voor 1,39 % ziek, voor de tijd die betrekking had op het uitvoeren van het digitale takenpakket. Dit was voor haar werkgever aanleiding voor een arbeidskundig onderzoek. De arbeidskundige concludeerde dat de vrouw als gevolg van een medische aandoening niet in staat was om haar functie nog volledig uit te voeren. Op basis van haar huidige belastbaarheid zag hij geen mogelijkheden om haar functie als Verzorgende C zo aan te passen dat de belasting binnen haar belastbaarheid zou vallen. Er werd een oogexpertisecentrum ingeschakeld om te onderzoeken of er aanpassingen mogelijk waren waarmee de vrouw haar werk nog wel volledig zou kunnen doen. Dat bleek niet het geval. Wel werd er geadviseerd om bij het UWV administratieve ondersteuning aan te vragen als persoonlijke voorziening voor de vrouw.

Maar dit zag de werkgever niet als een passende oplossing. Er moest dan een werknemer in dienst worden genomen voor hetzelfde aantal contracturen als de vrouw zelf. Verder vond zij dat het inzien en rapporteren van het zorgdossier en het gebruik maken van het elektronische cliëntendossier onlosmakelijk verbonden waren met zelfstandig werken in de thuiszorg. En dat de tijdelijke aanpassingen risico’s met zich meebrachten voor de kwaliteit van de zorg en de privacy. Kortom, er moest – eerste of tweede spoor – gezocht worden naar ander werk. De vrouw meldde zich hierna 100% ziek.

De vrouw wendde zich tot het UWV met het verzoek om haar werkgever een loonsanctie op te leggen en haar aanspraak op een uitkering te beoordelen. Maar het UWV legde geen sanctie op en besliste ook dat zij niet in aanmerking kwam voor een uitkering. Zij was immers minder dan 35% arbeidsongeschikt.

De vrouw daagde vervolgens haar werkgever voor de rechter. Als voorlopige voorziening vroeg ze de kantonrechter om haar werkgever te veroordelen tot de hervatting van haar werkzaamheden als Verzorgende C. De digitale taken zouden zoals gebruikelijk door collega’s worden opgevangen voordat hier een passende voorziening voor zou worden getroffen. Dit alles op straffe van een dwangsom.

De kwestie draaide vanaf dat moment om de toepassing van Artikel 7:658a lid 1 BW. Deze bepaalt dat de werkgever een werknemer die ongeschikt is geworden voor bepaalde werkzaamheden probeert in te schakelen voor andere arbeid in zijn bedrijf.

De kantonrechter stelde voorop dat hij niet twijfelt aan de vaardigheden, inzet en kwaliteiten van de vrouw bij de uitvoering van haar zorgtaken als Verzorgende C. Maar onder de verantwoordelijkheden van deze baan vallen ook digitale handelingen zoals het elektronisch raadplegen van het cliëntdossier, het zorgplan, de planning, de richtlijnen en protocollen en het elektronisch registreren van wijzigingen en bijzonderheden in met name cliëntendossiers. Het stond vast dat de vrouw dit digitaal-administratieve deel van de functie niet kon verrichten doordat zij om medische redenen niet in staat is van een beeldscherm te lezen en met digitale middelen om te gaan. Er was ook niet gebleken dat zij hier met hulpmiddelen wél binnen redelijke termijn toe in staat zou zijn. De vrouw had tijdens de zitting ook verklaard dat digitaal werken voor haar niet mogelijk was. Daarmee kon worden vastgesteld dat zij door haar ziekte niet langer in staat was haar werk te verrichten.

De vrouw verklaarde zich wel uitdrukkelijk bereid om als Verzorgende C het werk te doen waartoe zij wél in staat was. Het ging in deze zaak in de kern dus om de vraag of van de werkgever redelijkerwijs verwacht kon worden dat zij deze de vrouw daartoe in staat moest stellen. Door het treffen van maatregelen zoals het afstoten van digitale taken aan collega’s, al dan niet samen met een voorziening via het UWV.

Naar het oordeel van de kantonrechter kon een dergelijke aanpassing van de werkverdeling in de organisatie niet van de werkgever gevraagd worden. En wel hierom:

  • Een collega zou dan met een behoorlijke frequentie – zo’n 8 tot 12 keer per week – op aangeven van de vrouw gegevens moeten invoeren in het digitale systeem. Deze gegevens zou de vrouw dan tijdens haar dienst op papier noteren.
  • Voorafgaand aan ieder cliëntbezoek en iedere dienst, zou het elektronische dossier geraadpleegd moeten worden om na te gaan of zich met de betreffende cliënten bijzonderheden hebben voorgedaan. Hierbij valt te denken aan wijzigingen in het medicijngebruik, valpartijen of andere voorvallen. Dat de vrouw voornamelijk vaste cliënten bezocht, maakte dit niet anders. De vrouw kon zelf geen kennis nemen van de aantekeningen in het elektronische cliëntendossier. Dit deed de vrouw voorafgaand aan haar dienst of telefonisch op kantoor, via collega’s of de bereikbaarheidsdienst.
  • De werkgever is tegenover haar cliënten verantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van de geleverde zorg. De digitalisering van cliëntendossiers en zorgplannen dragen hier aan bij. De werkgever voerde terecht aan dat het verwerken van informatie voor de vrouw door tussenkomst van collega’s het risico mee kon brengen van onvolledige of onjuiste informatieverschaffing of interpretatieverschillen. Hiervan zou geen sprake zijn wanneer de vrouw zelf digitaal zou registreren en raadplegen.
  • Een voorziening voor administratieve ondersteuning via het UWV kon dit niet ondervangen. Het feit dat de benodigde ondersteuning relatief weinig tijd zou kosten, was in dit opzicht niet relevant.
  • Papieren gegevens over cliënten waarop de vrouw was aangewezen, zou een groter risico op privacyschending met zich meebrengen. Het elektronische cliëntendossier is immers mede in het leven geroepen om te voorkomen dat gegevens op de verkeerde plek terecht zouden komen.
  • De vrouw kon door haar beperking niet zelfstandig kennis nemen van de meest actuele protocollen en richtlijnen die de werkgever digitaal actueel hield. Uiteraard konden deze protocollen en richtlijnen telkens opnieuw worden uitgeprint. Maar ook daarvoor was de vrouw afhankelijk van collega’s.

De combinatie van deze omstandigheden leidde er volgens de kantonrechter toe dat van de werkgever redelijkerwijs niet kon worden verwacht om de vrouw nog langer als Verzorgende C te laten werken met hulp en bijstand van collega’s. Te meer omdat aannemelijk was geworden dat deze functie in de toekomst in toenemende mate gebruik zou moeten maken van digitale functies en middelen. De werkgever hoefde de vrouw dus niet haar functie te laten hervatten.

Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Hebt u vragen? Neem gerust contact op.