Grenzen aanschouwelijk onderwijs
Week 21-2018

Mag een leraar nadat in een leerboek over martelmethodes wordt gesproken een experiment duikersreflex met leerlingen doen, waarbij natte doek over het gezicht van vrijwillig deelnemende leerlingen wordt gelegd? Mede wegens ontbreken van richtlijnen is er geen sprake van plichtsverzuim. Het betreft wel een aspect over het functioneren van de leraar dat had moeten worden opgepakt in een functioneringsgesprek.
De man werkt op een school voor praktijkonderwijs. Tijdens een les aan een vierde klas kwam, naar aanleiding van een tekst uit het boek voor het vak dat de man gaf, spionage-praktijken en martelmethodes ter sprake. De man heeft de klas uitgelegd dat waterboarding een martelmethode is, omdat mensen het gevoel hebben te stikken als er een doek over hun hoofd ligt en daar water overheen wordt gegooid. Hij vertelde dat dat te maken heeft met de duikersreflex. Ter sprake kwam dat je deze reflex beleeft als je een natte doek op je gezicht legt.
Om dit aanschouwelijk te maken heeft de man vervolgens een experiment met leerlingen gedaan, waarbij een theedoek met water op het hoofd van een leerling werd gelegd die in de klas op een tafel lag. De leerling had de doek vast en kon die elk moment wegtrekken. Van dwang was geen sprake. Een drietal leerlingen hebben op basis van vrijwilligheid aan dit experiment deelgenomen.
Het experiment is gezien door een collega. Hij is de klas in gelopen en heeft staan kijken. Hij heeft de man toen niet aangesproken op wat er gebeurde, maar wel later die dag aan zijn teamleider verteld wat hij had gezien. Deze gaf hem te kennen er niets mee te doen. Na het weekend heeft die collega het voorval gemeld bij de interim-vestigingsdirecteur van de school. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de man een schorsing kreeg en de waarschuwing dat nieuwe incidenten van dit soort niet getolereerd worden en zullen leiden tot de disciplinaire straf van ontslag.
De rechter
De man heeft het experiment gedaan in het kader van aanschouwelijk onderwijs, zoals hij wel vaker experimenten zegt te doen. De school heeft aangegeven wel voorstander te zijn van aanschouwelijk onderwijs op de praktijkschool, maar de school vindt dat daaraan grenzen zijn verbonden. Die grenzen zijn echter niet op enigerlei wijze beschreven, geduid of afgesproken. Er is daarmee geen duidelijkheid wat volgens de school wel en wat niet past. Ter zitting heeft de school desgevraagd aangegeven niet te twijfelen aan de goede bedoelingen van de man bij zijn wijze van lesgeven en ook erkend dat de man niet in strijd heeft gehandeld met het geldende veiligheidsprotocol.
De man heeft naar voren gebracht dat de leerlingen die aan het experiment deelnamen dat op basis van vrijwilligheid hebben gedaan en zelf steeds de regie hadden. Er was geen sprake van dwang. Hun veiligheid was op geen enkel moment in gevaar. Verder heeft het experiment in een goede en ontspannen sfeer plaats gevonden. Het experiment betrof overigens niet waterboarding, maar de duikersreflex die op een later moment in de loop van de les ter sprake kwam. Hij heeft die reflex toen aanschouwelijk willen maken. Er werd gelachen en de leerlingen gaven aan het leuk te vinden. Achteraf zijn er geen klachten geweest van leerlingen of ouders.
Niet gebleken is dat de man eerder is aangesproken op zijn wijze van lesgeven en/of dat daarover eerder afspraken zijn gemaakt.
In geschil is ten eerste of er sprake is van plichtsverzuim.
De school ziet het experiment als uitvloeisel van en in samenhang met het gesprek over waterboarding tijdens de les en vindt dat het uitvoeren van experimenten die door leerlingen aangemerkt zullen en kunnen worden als martelmethoden elke grens van aanschouwelijk onderwijs overschrijdt. Het experiment is volgens de school volslagen ongepast binnen het aanschouwelijke onderwijs en sluit niet uit dat het experiment ertoe kan leiden dat leerlingen buiten school zelf ermee aan de slag gaan. De man had dienen te volstaan met een korte toelichting op martelmethoden en vervolgens de leerlingen er op moeten wijzen dat deze methoden juridisch en moreel verwerpelijk zijn.
De school vindt dat de man de grens van wat pedagogisch en didactisch verantwoord is heeft overschreden. Het is een ernstig incident, dat bovendien het beeld van de school schade kan berokkenen. Er dient een duidelijk signaal naar de man uit te gaan, dat dit niet kan en acht daarom de opgelegde straf juist en proportioneel.
De rechtbank kan de school volgen in zijn standpunt dat het experiment met de duikersreflex als uitvloeisel van een gesprek over waterboarding niet past binnen het aanschouwelijke onderwijs en beter niet had kunnen plaatsvinden. Dat geldt ook voor het standpunt van de school dat het beeld vermeden moet worden, dat de school martelmethodes aanschouwelijk maakt. Dat gevaar was, ondanks de goede bedoeling van eiser en de nuance die ligt in de loop van de les, zeker aanwezig. Bovendien kan worden gevolgd dat zonder meer vermeden moet worden dat leerlingen op het idee komen om buiten school in een minder veilige setting met de duikersreflex aan de slag gaan.
Het gaat de rechtbank echter te ver om, na de vaststelling dat het experiment als ongepast is aan te merken, het gebeurde te duiden als plichtsverzuim. De rechtbank wijst op de onomstreden goede bedoeling van de man bij zijn wijze van lesgeven, de nuance in zijn verhaal over de loop van de les ertoe leidende dat het niet ging om het aanschouwelijk maken van waterboarding, maar om de later in de les besproken duikers-reflex te laten zien, het gegeven dat het experiment gebeurde op basis van vrijwilligheid, in goede veiligheid en in een goede ontspannen sfeer, het ontbreken van enige negatieve reactie van leerlingen en/of ouders op het experiment, het vooraf ontbreken van duidelijkheid over wat volgens de school wel of niet kan binnen het aanschouwelijke onderwijs en daarmee het ontbreken van overtredingen of het niet in acht nemen van regels, afspraken of ijkpunten en tenslotte het gegeven dat niet is gebleken dat de man eerder op enig moment is aangesproken op zijn wijze van lesgeven.
De rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om een aspect van het functioneren van de man. Dit had door de school kunnen en moeten worden opgepakt in het kader van een functioneringsgesprek. In zo’n gesprek had de school de grenzen van het aanschouwelijke onderwijs, zoals de school die ziet, kunnen benoemen en hadden met de man afspraken gemaakt kunnen worden over zijn wijze van lesgeven in het vervolg. Daarbij was tevens mogelijk om een krachtig signaal te geven dat het experiment met de duikersreflex als ongepast is ervaren. Door de strafoplegging en het verzet van de man daartegen is zo’n gesprek tot nu toe achterwege gebleven, terwijl de rechtbank ter zitting is gebleken dat het zo spoedig mogelijk houden van dat gesprek in het belang van alle betrokkenen is.
Het beroep is daarom gegrond.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >