Het gevaar van obstakels op fietspaden
Week 50-2019

Obstakels op fietspaden zijn ontzettend gevaarlijk en onrechtmatig als deze niet worden ingeleid met een lange ribbelmarkering, waardoor fietsers tijdig worden gewaarschuwd voor de aankomende gevaarlijke situatie.
Heel vaak staan er midden op een fietspad obstakels, zoals ook in deze zaak. Al jaren zijn daardoor mensen ernstig ten val gekomen. Nu is er eindelijk een harde uitspraak waaruit volgt dat dit soort obstakels in beginsel zeer gevaarlijk zijn en er voor zorgen dat het fietspad niet voldoet aan de eisen die aan een fietspad gesteld mogen worden, als deze obstakels niet tijdig worden ingeleid met een ribbelmarkering. Door deze markering weten fietsers dat er een obstakel aankomt.
In deze zaak stond precies na een flauwe bocht in het midden van het fietspad een verhoging (midden geleider), waarop een gele verkeerszuil (paaltje) was geplaatst met daarop een rond blauw verkeersbord met een naar rechtsonder wijzende witte pijl, aangevend dat fietsers aan de rechterzijde dienden te passeren.
Een vrouw die komt aanfietsen merkt dat obstakel niet op, omdat zij achter een groepje fietst, die haar het zicht naar voren ontneemt, en tevens omdat het obstakel komt direct na een flauwe bocht staat. Zij fietst tegen de midden geleider, komt ten val en raakt ernstig gewond. Zij spreekt de gemeente als wegbeheerder aan, omdat de weginrichting niet voldoet aan de daaraan te stellen (veiligheids)eisen. Hierdoor ontstond er een gevaar dat er eenzijdige fietsongevallen konden plaatsvinden, welk gevaar zich in dit geval heeft verwezenlijkt. De gemeente vindt dat er sprake is van een reguliere verkeersinrichting, die niet als gebrekkig kan worden aangemerkt.
Het Hof komt tot een vrij harde uitspraak over dit soort situaties, waarbij het toetst aan de artikelen 6:174 en 6:162 BW en aan het kelderluikarrest. Het Hof stelt allereerst vast dat ten tijde van het ongeval reeds sedert jaren bekend was dat obstakels op fietspaden voor fietsers erg gevaarlijk kunnen zijn en tot een minimum beperkt moeten blijven. Het Hof haalt daarbij aan dat het Fietsberaad al in april 2011 aanbevelingen gepubliceerd heeft over een veilige fietsomgeving – Fietsberaadpublicatie 19a – waarin staat dat paaltjes een veelvoorkomende oorzaak van enkelvoudige fietsongevallen zijn.
Bij een botsing merkt de fietser een paaltje te laat of helemaal niet op, als gevolg van een onopvallende kleur van het paaltje en het ontbreken van een inleidende markering of doordat het zicht erop door andere fietsers wordt ontnomen. (…).
In vergelijking tot andere oorzaken van eenzijdige ongevallen draagt de wegbeheerder bij paaltjes een extra verantwoordelijkheid. Met het plaatsen van een paaltje of ander obstakel midden op een pad, creëert de wegbeheerder immers willens en wetens een extra risico. De wegbeheerder moet er in dergelijke situaties alles aan doen om ongevallen te voorkomen.
Ook het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) heeft in augustus 1993 de CROW-aanbeveling gepubliceerd. Om een fietspad te beschermen tegen auto’s die erop parkeren of erover heen rijden, kunnen paaltjes langs en/of op het fietspad worden geplaatst. Paaltjes op fietspaden veroorzaken echter veel ongelukken, vooral op drukke fietspaden. Fietsers rijden dan zo dicht op elkaar, dat alleen de voorste fietser het paaltje op tijd ziet. Ook bij duisternis zien fietsers een paaltje dikwijls te laat.
Zowel het Fietsberaad als het CROW heeft aanbevelingen gedaan.
De vraag naar nut en noodzaak van de obstakels op fietspaden laat het Hof in het midden, omdat – zelfs indien zou worden aangenomen dat van – enig – nut en noodzaak van obstakels op het fietspad op zichzelf sprake was – het dan nog steeds rechtens gaat om de vraag of het obstakel door de gemeente geplaatst mocht worden juist daar waar het fietspad naar rechts uitboog. Het obstakel was geplaatst zonder inleidende ribbelmarkering, welke markering volgens de aanbevelingen in voormelde rapporten in een situatie als deze op zijn minst nodig was.
Ook uit overgelegde verklaringen van deskundigen volgt dat in casu het ontbreken ter plaatse van voldoende inleidende en vooral voelbare ribbelmarkering voor de midden geleider met het paaltje cruciaal is. Het ontbreken van inleidende ribbelmarkering met voldoende lengte (> 5 meter) is in casu ook de belangrijkste afwijking bij de aanleg van dit paaltje van de destijds geldende CROW-aanbeveling. Hierdoor is de kans groter dat fietsers het paaltje niet tijdig opmerken als het zicht belemmerd wordt door bijvoorbeeld andere fietsers. Het feit dat het fietspad – geredeneerd vanuit de richting Utrecht – naar rechts uitbuigt, vergroot de kans dat voorgaande fietsers het zicht op het paaltje belemmeren en daarmee de noodzaak van inleidende ribbelmarkering met voldoende lengte en breedte.
Daarom is het Hof van oordeel dat de ongevalslocatie ten tijde van het ongeval, gelet op het te verwachten gebruik en de bestemming daarvan, met het oog op de voorkoming van gevaar voor fietsers gebrekkig was. Daarbij zijn ook van belang de uit de CROW-aanbeveling blijkende grootte van de kans op verwezenlijking van het gevaar en de op zichzelf eenvoudige veiligheidsmaatregelen die in dit geval mogelijk en redelijkerwijs te vergen waren.
Zoals blijkt uit die aanbeveling vormen obstakels als deze een noodmaatregel, waarvoor in geval van onvermijdelijkheid relevante richtlijnen gelden. Onder deze richtlijnen is hier vooral relevant de richtlijn dat paaltjes altijd moeten worden ingeleid met goed zichtbaar en vooral ook voelbaar markeringsmateriaal. Vaststaat dat de midden geleider met het paaltje op een punt stonden waar de as van het fietspad net was verdraaid. Juist hierdoor en door het feit dat inleidende ribbelmarkering ontbrak kon het obstakel op deze plek als een verrassing kon komen als je vanaf het fietspad kwam en daar in het midden reed.
Het verweer van de gemeente dat de vrouw, als zij op normale wijze haar helft van het fietspad had gevolgd, niet tegen de midden geleider zou zijn aangereden, respectievelijk dat zij als zij het natuurlijke verloop van het fietspad had gevolgd en rechts van de middenstreep was blijven fietsen, niet tegen de midden geleider was aangereden, wijst het Hof af.
Zij doet dit omdat het zicht op de midden geleider en het paaltje, gegeven ook de intensiteit waarmee het fietspad werd (en wordt) befietst, immers door andere fietsers belemmerd kon worden en in casu ook belemmerd werd. Ter voorkoming van juist die situaties, die blijkens de CROW-aanbeveling erg gevaarlijk kunnen zijn, zijn immers de betreffende richtlijnen gegeven. De wegbeheerder draagt daarom bij het plaatsen van dergelijke paaltjes een extra verantwoordelijkheid.
Tevens heeft de gemeente niet kunnen verklaren of er geldige financiële redenen waren die aan het plaatsen van een ribbelmarkering in de weg stonden.
De gemeente voert vervolgens aan dat er geen causaal verband bestaat tussen het niet plaatsen van de ribbelmarkering en het ongeval, omdat ook bij aanwezigheid van ribbelmarkering het ongeval zou hebben plaatsgevonden. De ribbelmarkering zou immers over de gebogen as van het fietspad zijn aangebracht en die zou de vrouw ook hebben gemist, als zij de bocht niet zou hebben gevolgd maar geleidelijk naar de as van het fietspad zou zijn gefietst. Het Hof doet dit verweer af door de bewijslast om te keren. De gemeente zal dus moeten aantonen dat met ribbelmarkering het ongeval ook zou hebben plaats gevonden. Dat kan de gemeente niet.
Daarmee komt het Hof tot de conclusie dat de weg gebrekkig is en de gemeente de schade van de vrouw moet vergoeden.
Volgens mij betekent het niet plaatsen van de arcering op grond van de overwegingen van deze uitspraak ook dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6:162 BW, zodat regresnemers ook hun vorderingen ten gelde kunnen maken.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >