Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Hij je auto, jij de schade

Week 20-2021

Een man die een lat-relatie had met een vrouw gebruikte zonder haar toestemming haar auto en reed tegen een vangrail. De man was dronken tijdens het ongeval en niet bevoegd om een auto te besturen. Zijn rijbewijs werd dan ook ingevorderd.

De verzekeraar vergoedde de schade aan de vangrail en vorderde deze vervolgens terug bij de vrouw. Bijna een jaar later deed de vriendin alsnog aangifte wegens diefstal van haar auto.

Juridisch is het relevant of er sprake was van diefstal. De verzekeraar hoefde de claim van de vrouw bij diefstal van de auto niet te betalen maar het Waarborgfonds wel. Maar als er sprake was van joyriding moest de verzekeraar de claim met de man afhandelen.

Het Hof deed de volgende uitspraak:

Het staat vast dat de man niet bevoegd was een auto te besturen, omdat hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en onder invloed van alcohol verkeerde toen hij met de auto in de vangrail reed en schade aan de vangrail (en aan de auto) veroorzaakte. Op grond van de polisvoorwaarden is de schade dan ook niet onder de verzekering gedekt.

Joyriding

De benadeelde had op grond van artikel 6 lid 1 WAM (Wet Aansprakelijkheidsverzekeringen Motorrijtuigen) een recht naar de WAM-verzekeraar voor schade die onder de dekking van de verplichte verzekering viel. Dus ook voor een door de joyrider veroorzaakte schade. Daarbij was niet van belang dat de verzekeringsovereenkomst een clausule bevatte die schade die door joyriding was ontstaan uitsloot van dekking.

Maar hoewel de vriendin stelde dat de man haar auto had gestolen, betekende dit niet voor haar dat de verzekeraar hierdoor niet verplicht was om de schade van Rijkswaterstaat te vergoeden. De rechter vond daarom dat de vraag of er sprake was van diefstal of joyriding onbeantwoord kon blijven.

De verzekeraar vorderde de aan Rijkswaterstaat vergoede schade terug bij de vrouw op grond van artikel 15 lid 1 WAM. Hierin staat dat een WAM-verzekeraar die ondanks het ontbreken van polisdekking schade heeft moeten vergoeden een verhaalsrecht heeft op de aansprakelijke persoon. Dat kan ook de verzekeringnemer zijn.

Zorgeloosheid

De verzekeraar vond de vriendin aansprakelijk op grond van artikel 185 lid 1 en 2 WVW 1994. Hierin staat dat de eigenaar die het voertuig niet zelf bestuurde ook aansprakelijk is ‘voor gedragingen van degene door wie hij dat motorvoertuig doet of laat rijden’. Van doen of laten rijden kon volgens de Hoge Raad ook sprake zijn bij joyriding ‘indien de eigenaar door zorgeloosheid aan een ander de gelegenheid tot rijden heeft gegeven’. Of van die zorgeloosheid sprake was, moest worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, zoals de bereikbaarheid van de autosleutel voor anderen en de relatie waarin deze anderen tot de eigenaar stonden.

Uiteindelijk draaide het dus om de vraag of de vriendin roekeloos was geweest en of haar vriend daardoor met haar auto op stap kon gaan. De vriendin voerde aan dat de vriend op de betreffende avond bij haar was toen zij ziek op bed lag. De autosleutels had zij opgeborgen in het nachtkastje naast het bed. De vriend verbleef in de woonkamer en moet de sleutels hebben weggepakt toen zij in slaap was gevallen. Dat zij pas later aangifte had gedaan tegen haar vriend had ermee te maken dat zij bang voor hem was. Na het ongeval had zij de relatie met hem verbroken. Ook had zij ernstige psychische klachten. Verder zei de politieagent die haar mededeelde dat haar auto bij een ongeval betrokken was dat haar WAM-verzekeraar al van het ongeval op de hoogte was en dat het doen van aangifte nog wel even op zich kon laten wachten. Daarom had ze pas later aangifte gedaan.

Voorzorgsmaatregelen

Met dit verhaal had de vriendin voldoende onderbouwd dat zij geen toestemming had gegeven aan haar ex-vriend om haar auto te gebruiken. Ook had zij voldoende duidelijk gemaakt dat zij voldoende voorzorgsmaatregelen had getroffen om te voorkomen dat hij tegen haar wil haar auto zou gebruiken. Zij had de sleutels niet opgeborgen op een voor hem makkelijke plek – zoals een jaszak of een haakje aan de kapstok – maar op een plek waarover zij normaal gesproken de controle had. Het viel niet in te zien wat zij nog meer had moeten doen om te voorkomen dat de man haar auto zou meenemen. Met haar toelichting op het late tijdstip van de aangifte had zij ook weerlegd dat zij aanvankelijk geen aangifte had gedaan omdat zij hem toch toestemming had verleend om haar auto te gebruiken.

Omdat de verzekeraar dit verhaal van de vriendin niet weersproken had, kon hiervan worden uitgegaan. De vriendin was dus niet nalatig geweest en daarom boden de polisvoorwaarden de WAM-verzekeraar geen grond om de schade op de eigen verzekerde te verhalen.