Hoe ver gaat de zorgplicht van een eigenaar van een toiletfaciliteit?
Week 37-2019

Onderweg met de auto en een sanitaire stop is noodzakelijk? Dat wordt dan op een autoweg al snel een stop bij een tankstation. Gelukkig hebben de meeste tankstations hun toiletfaciliteiten tegenwoordig aan de moderne eisen aangepast en zijn het schone toiletten waar een toiletjuffrouw de scepter zwaait. Maar ook in zo’n mooi toilet kan het glad zijn.
In deze zaak is dat ook het geval. Een man stopt rond 22.00 uur bij het tankstation en bezoekt het herentoilet dat in een apart gebouw is gelegen. Op dat moment was de toiletjuffrouw niet meer aanwezig. Zij was al eerder rond 18:15 uur naar huis gegaan.
De man komt dan in het toilet ten val. Hij loopt daarbij een gecompliceerde breuk aan zijn enkel op. Hij stelt de eigenaar van het tankstation aansprakelijk, omdat hij ten val is gekomen door de natte en gladde vloer van het herentoilet. Er stonden volgens hem geen waarschuwingsborden, er waren geen antisliptegels aanwezig en er lag geen (inloop)mat bij de ingang. De vloer zou daarom niet hebben voldaan aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mag worden gesteld en die daardoor gevaar voor personen of zaken opleverde. Het was volgens hem heel eenvoudig geweest om maatregelen te treffen, zoals het plaatsen van waarschuwingsborden voor de ingang van het toilet, door na het vertrek van de toiletjuffrouw het toilet af te sluiten of door het plaatsen van antisliptegels en/of een inloopmat.
Na uitvoerige getuigenissen komt het Hof tot het volgende oordeel.
De vloer was rond de tijd van de val van de man inderdaad glad. Hoewel niemand de man heeft zien vallen, gaat het Hof er wel vanuit dat dit de oorzaak van de val is en het Hof kan dat doen omdat beide partijen hier ook vanuit gaan.
Ten tijde van het ongeval bestond er geen wettelijk voorschrift of een dwingend voorgeschreven norm voor het gebruik van een bepaald type tegels met een speciale antislip laag in een voor het publiek toegankelijk toilet. Ook is niet gemotiveerd gesteld of bewezen dat de toepassing van tegels met een antislip laag gebruikelijk zou zijn in openbare toiletten. Dit levert dus geen grond op voor aansprakelijkheid.
De man heeft voorts gesteld dat uit het feit dat de tegels glad worden als zij nat zijn, reeds volgt dat de vloer gebrekkig was. Het Hof is het daar niet mee eens. Een toiletvloer zal immers regelmatig moeten worden gedweild en daarom vaak nat zijn. Het feit dat regelmatig zal moeten worden gedweild, maakt niet dat de vloer als intrinsiek gebrekkig moet worden gekwalificeerd.
Uit vaste rechtspraak volgt dat – onbedoeld – op de opstal aanwezige vloeistoffen de opstal niet onder het bereik van artikel 6:174 BW doen vallen. Wel kan worden vastgesteld dat in de gegeven omstandigheden rekening moest worden gehouden met de voorzienbare mogelijkheid dat de vloer, als gevolg van het dweilen of door het binnenlopen van regenwater of door andere oorzaken (zoals het onzorgvuldig gebruik van de wastafel waardoor water op de grond terecht komt), nat en daardoor glad kon worden en dat daardoor het gevaar van vallen kon ontstaan. Dit brengt een zorgplicht voor de eigenaar mee.
De vraag is dan ook of de eigenaar van het tankstation heeft gehandeld in strijd met die zorgplicht. Daarvoor is bepalend of deze voldoende maatregelen heeft genomen in het licht van de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de grootte van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan en de ernst die de gevolgen kunnen hebben en de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen (de zogeheten Kelderluikcriteria).
Het Hof stelt voorop dat als algemeen bekend kan worden verondersteld dat natte vloeren glad kunnen zijn. Bij regenachtig weer mag dan ook van een gemiddeld oplettende bezoeker aan het toilet worden verwacht dat deze enige voorzichtigheid in acht neemt. Dat geldt ook voor momenten dat er wordt schoongemaakt in de toiletten. Niettemin moet de eigenaar er rekening mee houden dat niet iedere bezoeker aan het tankstation steeds de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht neemt. Hierdoor ontstaat een zeker risico dat bezoekers ten val kunnen komen, hetgeen in voorkomende gevallen ook tot letsel kan leiden. Gelet op deze omstandigheden ligt het op de weg van de eigenaar om enerzijds eventuele nattigheid op de vloer te verwijderen en anderzijds bezoekers te waarschuwen voor mogelijke gladheid van de vloer.
Het Hof stelt vast dat de eigenaar voorzorgs-en waarschuwingsmaatregelen heeft genomen. Er is een toiletjuffrouw aangesteld die overdag van 8:00 uur tot ongeveer 18:00 uur (tijdens de drukste tijden op het pompstation) aanwezig is en de toiletten schoon houdt (waaronder de vloer). Tevens is niet, althans onvoldoende, weersproken dat de toiletjuffrouw bij vertrek gewoonlijk de toiletten schoon en droog achter te laat en zekerheidshalve een geel waarschuwingsbord plaatst om te waarschuwen voor eventuele gladheid. Voorts heeft de eigenaar een buitendienstmedewerker opgedragen om, voor de komst en na het vertrek van de toiletjuffrouw, regelmatig de toiletten (waaronder de aanwezigheid van het waarschuwingsbord) te controleren. Na 22:00 uur was geen buitendienstmedewerker meer aanwezig om de toiletruimte te controleren en werd deze afgesloten voor publiek tot de volgende ochtend 06:30 uur.
Met deze maatregelen heeft de eigenaar volgens het Hof voldoende maatregelen genomen ter voorkoming van het hiervoor beschreven gevaar van vallen, mede in het licht van de normaal te verwachten oplettendheid en voorzichtigheid van de bezoekers van het toilet.
De zorgplicht reikt niet zover dat ieder risico wordt uitgesloten. De getroffen maatregelen zijn voldoende afgestemd op de voorzienbare risico’s. Dat er na het vertrek van de toiletjuffrouw en tussen de controles van de buitendienst door geen toezicht is, doet daaraan niet af. Niet kan worden uitgesloten dat in die perioden als gevolg van diverse oorzaken de vloer nat wordt. Het daardoor ontstane risico wordt evenwel voldoende ondervangen door het geplaatste waarschuwingsbord.
Naar het oordeel van het hof heeft de man onvoldoende geconcretiseerd dat van de eigenaar, naast deze maatregelen, nog meer of andere maatregelen gevergd konden worden. In het bijzonder wordt hij niet gevolgd in zijn betoog dat verlangd had mogen worden dat zij inloopmatten hadden geplaatst in de toiletruimte. Namens de eigenaar is ter zitting toegelicht dat vanwege hygiëneoverwegingen niet voor deze matten in de toiletruimte is gekozen. De man heeft niet weersproken dat inloopmatten uit hygiënisch oogpunt bij toiletten bezwaarlijk zijn. Het Hof is van oordeel dat de eigenaar daarmee een zorgvuldige afweging heeft gemaakt en dat hij in het licht van de overige getroffen maatregelen niet in strijd met zijn zorgplicht heeft gehandeld. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de inloopmatten de valpartij van de man zouden hebben voorkomen, daar de oorzaak van de vochtige vloer (mede) gelegen kan zijn in een andere oorzaak dan het binnenlopen van regenwater.
Dat er geen waarschuwingsbord stond op het moment van zijn val meent de man te kunnen aantonen met verklaringen van diverse getuigen die zeggen geen waarschuwingsbord te hebben gezien. Dit wil volgens het Hof niet zeggen dat er geen bord heeft gestaan. Het Hof haalt daarbij de verklaringen van het personeel aan, waaruit blijkt dat de toiletjuffrouw voor haar vertrek – zoals gebruikelijk – het bord heeft geplaatst en de verklaring van een andere medewerker dat hij het bord bij zijn controleronde heeft zien staan en dat hij na de val van de man het bord heeft zien liggen onder het middelste toilet. Een andere medewerkster heeft ook verklaard het bord te hebben zien liggen bij de middelste toilet en het weer rechtop te hebben gezet. Dat de andere getuigen het bord niet hebben gezien, kan dus verklaard worden door het feit dat het was omgevallen en onder de middelste toiletdeur was geschoven. Niet kan worden vastgesteld of het bord door de val van de man is omgevallen of dat dit reeds eerder was gebeurd, te weten tussen de laatste controleronde en het bezoek van de man.
Zelfs in het laatste geval, waarbij het bord voor de man bij het betreden van de toiletruimte mogelijk niet zichtbaar was, kan niet worden gezegd dat die enkele omstandigheid de conclusie rechtvaardigt dat de eigenaar zijn zorgplicht heeft verzaakt. Dat het bord mogelijk, door toevallige omstandigheden, om heeft kunnen vallen, doet er immers niet aan af dat de eigenaar met het plaatsen ervan en het regelmatig controleren voldoende moeite had gedaan om bezoekers te waarschuwen.
De eigenaar is dus niet aansprakelijk.
Ook dit arrest bevestigt dat als een eigenaar voldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen en periodieke controles laat uitvoeren ter voorkoming van ongewenste situaties, hij meestal qua aansprakelijkheid vrij uitgaat. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook in supermarkten als iemand uitglijdt over een losliggend slablaadje op de groenteafdeling. Als de supermarkteigenaar maar voldoende periodiek laat controleren en opruimen dan is dat afdoende. Het is immers onmogelijk om het op de grond vallen van ieder slablaadje of anders te voorkomen. Dan zou hij daarvoor meerdere medewerkers constant voor moeten aanstellen. Dat is een te hoge eis, zeker vanuit de Kelderluikcriteria die de zorgplicht ook koppelen aan de mate waarin zich het risico voordoet dat iemand daadwerkelijk ten val komt, de kosten die de veiligheidsmaatregelen met zich brengen en het feit dat bezoekers ook zelf moeten opletten.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >