Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Kleine botsing, grote impact

Week 14-2021

Een meisje was kort voor haar veertiende verjaardag, betrokken geraakt bij een auto-ongeval. De auto waarin zij op de achterbank zat werd van achteren met lage snelheid aangereden door een andere auto. Na het ongeval ontwikkelde zij allerlei klachten en leidde sindsdien het bestaan van een kasplantje, zonder perspectief op verbetering.

Het Hof deed de uitspraak dat het enkele feit dat er sprake was van een geringe impact een causaal verband niet in de weg staat. Uit door beide partijen aangehaald onderzoek bleek wel dat de kans op langdurige whiplashklachten aanmerkelijk lager is bij een ongeval met een botsingssnelheid van ruim minder dan 10 km/uur dan bij een ongeval met een botsingssnelheid van meer dan 10 km/uur.

Klachten

Daarom volgden er diverse medische expertises. Op basis daarvan was volgens het Hof voldoende aannemelijk dat het meisje last had van nek- en hoofdpijn en ernstige vermoeidheidsklachten. Ook had ze te kampen met concentratieklachten en vergeetachtigheid. In dit consistente klachtenbeeld dat een samenhangend patroon van klachten vertoonde, was de vermoeidheid dominant. Daardoor was zij nauwelijks belastbaar. Daarbij was niet aannemelijk geworden dat ze haar klachten verzonnen had of (bewust) had overdreven.

Niet aannemelijk waren haar slaapproblemen. Dat was bij neurologisch onderzoek niet vastgesteld en de informatie die het meisje zelf gaf over deze problemen was niet consistent.

Causaal verband

Het hof vond ook voldoende aannemelijk dat er in juridische zin sprake was van een causaal verband. Daarvoor is niet noodzakelijk dat een sluitende wetenschappelijke verklaring wordt gegeven voor de klachten waaruit onweerlegbaar volgt dat de klachten het gevolg zijn van het ongeval. Het causale verband tussen het ongeval en de klachten is in principe al voldoende aannemelijk als (1) voor het ongeval geen sprake was van dezelfde of vergelijkbare klachten, (2) het ongeval de klachten kan veroorzaken en (3) een alternatieve verklaring ontbreekt. Aan deze vereisten was in dit geval voldaan.

Voor het ongeval had zij deze klachten niet. Deze zijn (deels direct) na het ongeval ontstaan.

Ook als – zoals de verzekeraar stelt – de botsingssnelheid zo gering was dat de voor het ontstaan van een whiplashachtige stoornis noodzakelijke zwiepbeweging niet kan hebben plaatsgevonden, betekent dat niet dat het meisje hier geen klachten van kan hebben. Er is dan geen sprake van een zogenaamde WAD (graad 2) maar van een chronisch pijnsyndroom.

Chronisch pijnsyndroom

Uit de expertiserapporten volgde dat een dergelijke stoornis slechts kan ontstaan als er sprake is geweest van een botsing met een substantiële impact. Dat die stoornis veroorzaakt kan worden door (de ongezonde reactie op) het ongeval doet daaraan niets af. Een alternatieve verklaring voor de klachten was onvoldoende aannemelijk geworden. Voor de diagnose chronisch pijnsyndroom was een overkoepelende verklaring gegeven door een van de deskundigen. Om die reden was niet relevant of een of meer van de geïsoleerde klachten ook zonder het ongeval zouden zijn ontstaan. Het ging erom of het meisje ook zonder het ongeval een somatische symptoomstoornis zou hebben ontwikkeld.

Hoofdpijn

Dat hoofdpijnklachten regelmatig voorkomen onder de ‘normale bevolking’ en dat daarom niet kan worden uitgesloten dat deze ook zonder het ongeval zouden zijn ontstaan, betekent nog niet dat voor de hoofdpijnklachten een alternatieve verklaring kan worden gegeven. Er was door de deskundige aangegeven dat hij in de voorgeschiedenis van het meisje geen aanwijzingen had kunnen vinden die kunnen verklaren waarom zij na het ongeval een dergelijk patroon van disfunctioneren heeft kunnen ontwikkelen. Daaruit leidde het hof af dat de deskundige geen predispositie had kunnen vaststellen. Uit zijn rapport volgde ook niet dat de stoornis gelinkt kon worden aan een andere gebeurtenis dan het ongeval in het leven van het meisje. Ook in die zin ontbrak een alternatieve verklaring voor het ontstaan van de stoornis.

De conclusie was dan ook dat de deskundigenonderzoeken het causaal verband tussen het ongeval en de hiervoor genoemde klachten van het meisje voldoende aannemelijk hadden gemaakt.

Verdere behandeling

Wel waren er volgens een van de experts nog mogelijkheden voor verdere behandeling en deed hij daarvoor therapeutische suggesties. Volgens het hof mag in principe van het meisje worden verlangd dat zij zich tot het uiterste inspant om die suggestie op te volgen. Als zij dat niet doet, zou het causaal verband tussen haar klachten en het ongeval doorbroken kunnen worden. Maar als de therapie slaagt en de klachten afnemen, is er nog geen sprake van een eindtoestand. Om die reden accepteerde het Hof de causaliteit voorlopig tot het einde van 2020.

Vanaf 2023 wordt een beslissing over het causaal verband overgelaten aan de rechter in een schadestaatprocedure. Dat geeft het meisje de ruimte om de suggestie van de expert op te volgen zonder de onmiddellijke druk van een nog lopende gerechtelijke procedure.

 

Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >