Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Knoeiwerk door tandarts

Week 6-2020

Het Hof kent geen vergoeding toe voor de kosten van de herstelwerkzaamheden, maar wel smartengeld omdat de vrouw de behandelingen twee keer heeft moeten ondergaan en dus meer pijn en smart heeft geleden. Hiervoor wordt een vergoeding van slechts € 750,00 toegewezen.


Een vrouw heeft een tandheelkundige behandeling ondergaan. De tandarts heeft kronen en brugwerk verwijderd en nieuwe kronen en een eerste brugonderdeel geplaatst. De vrouw was niet tevreden. Zij vraagt bij een andere tandartsen een opinie. Aan de hand daarvan dient zij een klacht in bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Tandheelkunde (KNMT). Na aanvullend onderzoek wordt de klacht van de vrouw op verschillende punten gegrond bevonden.

Dan vordert zij primair schadevergoeding wegens door andere tandartsen uitgevoerde herstelwerkzaamheden aan haar gebit van € 10.493,73 en voorts een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding.

Het hof beoordeelt eerst de vraag of de tandarts te kort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst (zie artikel 7:446 e.v. BW).

Hoe dient dat te worden beoordeeld? Er is sprake van een fout als de hulpverlener anders heeft gehandeld dan hij had moeten doen. Dat wil zeggen als hij niet heeft gehandeld coform de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Hij moet daarom die zorg betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Daarbij moet de rechter ook acht slaan op de regels en normen, die op het gebied van de hulpverlening in de gezondheidszorg gelden. Ook de gedragsregels die worden gehanteerd door de betreffende beroepsorganisatie zijn daarbij van belang.

Tuchtrechtelijke uitspraken zijn niet doorslaggevend. Zij komen echter wel grote betekenis toe. De bewijslast van de fout rust op de patiënt. De arts dient zijnerzijds echter wel aanknopingspunten te verschaffen aan de patiënt voor de op hem rustende stelplicht en bewijslast. Dit houdt in dat de arts zo nauwkeurig mogelijk zijn lezing moet geven en de gegevens moet verschaffen waarover hij als arts de beschikking heeft of kan hebben. Deze verzwaarde stelplicht doet er niet aan af dat de bewijslast van de fout op de patiënt rust. Het is geen omkering van de bewijslast.

Na onderzoek oordeelt het tuchtcollege dat de tandarts bij het vervaardigen en plaatsen van acht kronen, een driedelige brug en twee facings kwalitatief slecht werk heeft afgeleverd en onzorgvuldig heeft gehandeld.

Voorafgaande aan zijn werk heeft hij geen solo röntgenfoto’s van de elementen heeft gemaakt. De professionele standaard binnen de beroepsgroep eist dat echter wel. Zorgvuldig en deugdelijk onderzoek naar de situatie van de wortelkanalen dient namelijk plaats te vinden door middel van het maken van solo röntgenfoto’s. Een OPG en een mondelinge anamnese zijn hiertoe niet de juiste methode en niet conform de geldende richtlijnen. Had de tandarts die foto’s wel gemaakt, dan had hij kunnen zien dat er een apicale ontsteking aanwezig was en had hij eerst een endodontische behandeling moeten uitvoeren. Voor zover de tandarts die behandeling achterwege liet omdat de vrouw geen klachten had, heeft hij een onjuiste maatstaf aangelegd. Aldus heeft de tandarts verwijtbaar gehandeld.

Verder is vastgesteld dat verschillende kroonranden niet goed aansloten, dat de driedelige brug dermate fors was uitgevoerd en kort aansloot waardoor interdentale reiniging onmogelijk was en waardoor irritatie van het tandvlees kon ontstaan. Daarnaast was waarneembaar, dat er nog veel cementresten in de mond aanwezig waren. Ook dit voldoet allemaal niet.

De CKC acht het ook begrijpelijk dat de vrouw, nadat zij kennis had van de tekortkomingen, het vertrouwen in de tandarts heeft verloren en hem niet meer de gelegenheid heeft

willen geven om een en ander te herstellen. In de gegeven omstandigheden, met klachten over diverse elementen, is dat terecht en kon zij de behandeling afzeggen zonder de tandarts nog de gelegenheid te geven aanpassingen te doen.

Het Hof volgt dit oordeel en concludeert dat de tandarts toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst en dat daardoor de ontbinding van de behandelingsovereenkomst rechtvaardig is.

De gevorderde materiële schade wordt afgewezen, nu die bestaat uit het plaatsen van nieuwe kronen, een nieuwe brug, wortelkanaalbehandelingen en aanvullende kosten. Niet gebleken is dat de kosten voor de vervolgbehandelingen meer bedragen dan wat de vrouw had moeten betalen aan de tandarts als deze de behandelovereenkomst wel goed had uitgevoerd. De door de vrouw gevorderde schade betreft daarmee geen schade die is ontstaan door de ontbinding van de overeenkomst, maar betreffen kosten die zij bij een goed uitgevoerde behandelingsovereenkomst sowieso had moeten maken. Dit geldt ook voor de vergoeding die zij vordert voor het alsnog plaatsen van diverse kronen, de nieuwe brug en de kosten (voor de uiteindelijk niet meer geplaatste) facings. Deze zijn gebrekkig uitgevoerd, maar het betreft kosten die de vrouw hoe dan ook had moeten maken nu zij kennelijk kronen, facings en een brug nodig had.

Daar staat wel tegenover dat de vrouw alles terugkrijgt wat zij aan de tandarts al had betaald, nu de overeenkomst is ontbonden. Dus per saldo resteren voor de vrouw alleen de kosten van de herstelbehandelingen en die krijgt zij niet vergoed, omdat niet is gebleken dat die kosten hoger zijn dan wat zij voor de gehele nodige behandeling had moeten betalen indien de tandarts de hele behandeling meteen goed had uitgevoerd.

Immateriële schadevergoeding

Het hof acht aannemelijk dat de vrouw pijn en ongemak heeft ervaren als gevolg van het tekort schieten van de tandarts in de behandelingsovereenkomst. Zij heeft diverse behandelingen tweemaal moeten ondergaan, zoals het plaatsen van kronen en het plaatsen van een brug. Het hof acht voor de pijn en het ongemak die de extra behandelingen voor [appellante] hebben betekend een immateriële schadevergoeding van € 750,00 billijk.

Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Hebt u vragen? Neem gerust contact op.