Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Mag het Waarborgfonds een slachtoffer van het kastje naar de muur sturen?

Week 3-2020

Ingevolge artikel 25 lid 1 van de WAM heeft een slachtoffer een rechtstreekse vordering op het Waarborgfonds, indien de schade voortvloeit uit een handelen of nalaten van degene die zich door diefstal of geweldpleging de macht over het motorrijtuig heeft verschaft. Dit is zo geregeld, omdat deze schade niet onder de WAM verzekering valt. De WAM assuradeur, die de betrokken auto WAM verzekerd heeft, hoeft daarom de schade niet te vergoeden.


Heeft dus iemand een auto gestolen of heeft hij die auto met geweld van de bezitter afgepakt en hij rijdt u met die auto aan? Dan moet u deze schade verhalen op het Waarborgfonds. Goed geregeld denkt u? Dat valt dan toch nog tegen; joyriding valt hier namelijk niet onder.

Het Waarborgfonds, dat kennelijk toch het liefst zoveel mogelijk claims afwijst, speelt dan ook heel vaak het “joyriding” verweer. Het is geen diefstal maar joyriding, dus ga alsnog maar naar de WAM verzekering. Die zal dan echter weer zeggen, dat er toch sprake is van diefstal. Daar zit u dan midden in.

Hoe bewijs je dan wat het is? Dat zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Hopelijk werd de dader gepakt en volgt er een strafrechtelijke vervolging. Wordt hij dan voor diefstal veroordeeld, dan ligt dat ook voor deze partijen vast en kunt u uw claim indienen bij het Waarborgfonds.

De wetgever heeft deze problematiek in feite al voorzien, want in artikel 25 lid 4 is al opgenomen:
‘’ Indien het fonds en een verzekeraar het niet eens zijn over de vraag wie van hen de schade moet vergoeden, dient degene die als eerste werd aangesproken tot vergoeding van de schade over te gaan. Indien mocht blijken dat de ander geheel of gedeeltelijk tot vergoeding van de schade gehouden is, zal deze tot verrekening overgaan”.

Partijen blijken zich hier niet aan te houden. Het Waarborgfonds, dat als eerste wordt aangesproken en dus met deze bepaling wordt geconfronteerd, blijkt dan toch vaak af te wijzen omdat het eerst vindt dat dan toch vastgesteld moet zijn of er wel of niet sprake is van diefstal.

Deze bepaling geldt overigens niet voor het slachtoffer. In deze zaak had het slachtoffer eerst de verzekeraar aangesproken. Het Waarborgfonds verwees hem dan ook naar deze verzekeraar en wilde daarom zijn claim niet in behandeling nemen. Dat was niet terecht oordeelde de rechter, want dat standpunt van het Waarborgfonds zou betekenen dat een slachtoffer zijn eventuele recht op schadevergoeding jegens het Waarborgfonds verliest door niet direct het Waarborgfonds, maar eerst een WAM-verzekeraar aan te spreken. Een dergelijk verlies van rechten is echter niet opgenomen in artikel 25 lid 4 WAM en evenmin in de derde EG-richtlijn.

Het standpunt van het Waarborgfonds valt ook niet te rijmen met de doelstelling van die richtlijn. De onderhavige bepaling beoogt niet de positie van het Waarborgfonds te verbeteren, maar dient juist ter bescherming van het slachtoffer. Het dient vertraging bij de uitkering van schadevergoeding aan een slachtoffer te voorkomen, indien het Waarborgfonds en een verzekeraar allebei nul op het rekest geven en naar de ander doorverwijzen.

Artikel 25 lid 4 WAM biedt het slachtoffer daarmee een extra recht op schadevergoeding jegens degene die zij als eerste hebben aangesproken, mits duidelijk is dat in ieder geval één van beiden tot schadevergoeding verplicht is. Dit artikel ontneemt slachtoffer niet het recht om een vordering tegen het Waarborgfonds rechtstreeks te baseren op artikel 25 lid 1 WAM en daarmee te accepteren dat de betwisting door het Waarborgfonds tot bewijslevering en vertraging kan leiden.

Deze uitspraak maakt ook duidelijk dat als het Waarborgfonds als eerste is aangesproken, deze de schade aan slachtoffer moet vergoeden. Er hoeft dus niet gewacht te worden op de uitkomst of er sprake is van diefstal of joyriding. De bepaling is, zoals de rechter terecht stelde, immers een bescherming van het slachtoffer tegen dit “van het kastje naar de muur” sturen. De nog vaak voorkomende afwijzende houding van het Waarborgfonds is volstrekt onjuist.

Deze bepaling betekent overigens niet dat het Waarborgfonds aansprakelijk is, maar alleen dat deze de schade aan het slachtoffer voorschiet. Uiteindelijk moeten de kosten gedragen worden door de aansprakelijke partij. Blijkt later dat er sprake is van diefstal, dan blijft de last liggen bij het Waarborgfonds. Is er toch sprake van joyriding, dan kan het Waarborgfonds de aan het slachtoffer uitgekeerde bedragen verhalen op de alsdan aansprakelijke WAM-verzekeraar.

Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Hebt u vragen? Neem gerust contact op.