Moeder aansprakelijk voor letsel dochter door tekortschieten ouderlijke zorgplicht
Week 25-2019

Voor aansprakelijkheid van ouders ten opzichte van eigen kinderen geldt een hogere drempel, omdat de ouder een bepaalde beoordelingsvrijheid heeft die de rechter moet respecteren. In deze zaak is de moeder van een kind, dat door een paard was getrapt en letsel opliep, zelf naar de rechter gestapt en had de rechter gevraagd om te bepalen dat zij als ouder aansprakelijk was voor dit ongeval.
De reden dat zij dit deed was financieel. Er was geen andere partij aansprakelijk, dus was er geen partij op wie het kind de schade kon verhalen. Als nu de rechter oordeelde dat de moeder aansprakelijk was, dan kon het kind aanspraak maken op vergoeding van haar schade ten laste van de WA-verzekeraar van de moeder.
Wat was er gebeurd?
De moeder was met haar toen zesjarige dochter op bezoek gegaan bij een kennis en diens zoon, die op een boerderij woonden. Op een weiland, gelegen op een paar honderd meter afstand van de boerderij liepen twee paarden. Dit weiland werd door een houten hek, een ander weiland zonder dieren, een ander houten hek en het perceel van de boerderij van die boerderij gescheiden.
Na het avondeten zijn de dochter en de zoon van de kennis met toestemming van de moeder en de kennis naar de wei gelopen om de paarden een appel te voeren. Tegen de kinderen is twee maal gezegd dat zij niet bij de paarden in de wei mochten komen en voor het hek moesten blijven staan. Het dochtertje heeft zich daar niet aan gehouden en is toch de wei in gegaan en is toen door een van de paarden zodanig getrapt dat zij daar zeer ernstig letsel aan over gehouden heeft.
Het oordeel van de rechter
Het betreft hier een moeder die haar dochter zichzelf verwijt te zijn tekortgeschoten in haar ouderlijke zorgplicht voor haar dochter. Zij heeft nagelaten het in het maatschappelijk verkeer betamelijke toezicht op haar dochter te houden. Over de in dit verband aan te leggen toetsingsmaatstaf wordt het volgende overwogen.
Een ouder heeft de zorg en de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het kind en heeft uit dien hoofde de plicht het kind te behoeden voor gevaar. Een ouder dient echter ook de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind te bevorderen en meer in het algemeen het kind op te voeden. Hierbij past dat een ouder het kind de nodige vrijheid en zelfstandigheid gunt, zodat het kind zich kan ontwikkelen. Daarbij zal het kind onvermijdelijk welbewust aan risico’s moeten worden blootgesteld.
Het is in de eerste plaats aan de ouder om, aan de hand van zijn visie op opvoeden en het karakter en de leeftijd van het kind, te bepalen welke risico’s nog wel en welke niet meer aanvaardbaar zijn. De rechter heeft deze beoordelingsvrijheid in beginsel te respecteren. Dit betekent niet dat de keuze van een ouder tegenover het kind niet onrechtmatig kan zijn. Ter invulling van de zorgvuldigheidnorm van art. 6:162 lid 2 BW kan echter niet onverkort worden getoetst of een goed ouder die keuze kon maken en kan evenmin onverkort worden getoetst aan de algemene gezichtspunten voor gevaarzetting. Er moet ruimte worden gelaten voor een persoonlijke ouderlijke afweging. In deze zin is de drempel voor aansprakelijkheid verhoogd.
Tegen deze achtergrond komt de rechter dan in deze zaak tot het volgende oordeel. Dieren zijn gevaarlijk vanwege de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat daarin is gelegen. Dit geldt te meer voor een paard, dat mede vanwege zijn grootte en massa – zeker bij een klein, kwetsbaar kind – ernstig letsel kan veroorzaken. Paarden vormen dus voor kleine kinderen een bijzonder ernstig veiligheidsrisico.
De moeder heeft dit gevaar op zichzelf ook onderkend. Zij heeft haar dochter tot twee maal toe geïnstrueerd voor het hek te blijven staan en niet bij de paarden in de wei te komen. Aldus heeft zij de dochter welbewust blootgesteld aan het risico dat aan de paarden inherent was, in de verwachting dat zij dat gevaar – zonder nader toezicht – met de herhaalde instructie beteugeld had.
De dochter was echter amper de kleuterleeftijd ontgroeid. Van haar mocht in verband met haar leeftijd slechts een beperkt inzicht in het aan paarden inherente gevaar en een beperkt vermogen zich naar dit inzicht te gedragen worden verwacht. Ook het vermogen van de dochter om strikt naar de instructies van de moeder te handelen en aldus weerstand te bieden aan de aantrekkingskracht van (het voeren van) de paarden mocht vanwege haar leeftijd slechts beperkt worden geacht. Zeker nu de paarden zich op enige honderden meters afstand en buiten het (toe)zicht van de moeder of een andere volwassene bevonden en de instructie aan de dochter in die zin ambivalent was dat het mogen voeren van paarden impliceert dat je in de nabijheid van die paarden mag komen en zij het ene houten hek niet mocht passeren, terwijl zij het andere houten hek juist moest passeren om de paarden te kunnen voeren. Goed te voorzien was derhalve dat de (herhaalde) instructie niet zou leiden tot gedrag, waardoor het ernstige gevaar dat aan paarden kleeft zou worden vermeden.
De rechtbank acht het gevaar en de voorzienbare gevolgen van een ongeval zo ernstig en de veiligheidsmaatregel tegen dit gevaar dermate inadequaat dat het nalaten van de moeder zo onzorgvuldig wordt geacht dat zij daartoe in redelijkheid niet had kunnen komen. Zij kon de verantwoordelijkheid voor de ernstig bedreigde veiligheid van haar dochter niet volledig in handen geven van de zesjarige dochter, maar had zelf op de daadwerkelijke naleving van haar instructie moeten toezien.
Het eindoordeel is dus dat de moeder in deze zaak wel aansprakelijk is en dat komt er op neer dat de WA-verzekeraar van de moeder de schade van het kind zal moeten gaan vergoeden.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >