Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt in de Tariefbeschikking de tarieven vast

Dat hield in dat bepaalde tarieven alleen in rekening worden gebracht als de huisarts een contract met een zorgverzekeraar had.

De Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) heeft bij het College van Beroep (CBp) voor het bedrijfsleven hiertegen bezwaar gemaakt.

Het CBb (2015:370) oordeelt als volgt:
De verzekerde patiënt heeft het recht om zich te wenden tot de huisarts van zijn keuze. Dat brengt met zich mee dat de huisarts alle zorg (binnen redelijke grenzen) waar de betrokken verzekerde behoefte aan heeft zal dienen te verrichten. Iedereen moet een arts kunnen kiezen die hij vertrouwt. Dat beginsel wordt gefrustreerd als de gekozen arts bepaalde behandelingen niet in rekening mag brengen. Hij zal die prestatie dan ook niet willen leveren.

Het verweer van NZa dat huisartsen die voor een bepaalde prestatie geen contract met een verzekeraar hebben, in elk geval het algemene bedrag voor een consult of een visite in rekening zouden kunnen brengen wordt door de CBp afgewezen.

Een huisarts mag volgens de Wet marktordening gezondheidszorg immers niet declareren voor een andere prestatie dan hij verricht heeft.

Daarom vindt het CBb dat de NZa in strijd met artikel 13 van de Zorgverzekeringswet handelt als zij een contractvereiste in de Tariefbeschikking opneemt. Op dit punt heeft het CBb het beroep daarom gegrond verklaard.

Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >