Opleggen EMA en strafrechtelijke vervolging na weigeren ademtest
Week 3-2019

Een man wordt verdacht gereden te hebben met een slok op. De betrokken agent heeft de man bevolen mee te werken aan een ademtest. De man weigert vervolgens om te blazen en geeft aldus geen gevolg aan de door de agent gegeven aanwijzingen.
Ter zake van deze weigering legt het CBR vervolgens een EMA op, een Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer. De man heeft deze met goed gevolg afgerond. Daarnaast wordt hij daarna ook nog strafrechtelijk vervolgd wegens het niet meewerken aan de ademtest.
Zijn advocaat voert aan dat hier sprake is van een dubbele strafvervolging (nu er al eerder een EMA werd opgelegd) en dat mag in Nederland niet op grond van het beginsel “ne bis in idem”.
Hoge Raad
Het opleggen van een EMA is een bestuurlijke maatregel die erop gericht is deelname aan een cursus over alcohol en verkeer af te dwingen. Deze strekt tot bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, vereist voor het besturen van een motorrijtuig, met het oog op de verkeersveiligheid. Het opleggen van de EMA vloeit voort uit het vermoeden dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over die rijvaardigheid dan wel geschiktheid. Ook zonder strafrechtelijke vervolging of veroordeling kan een dergelijk vermoeden bestaan en dus een EMA worden opgelegd. De oplegging van een EMA is dan ook niet punitief van aard.
Het oordeel van het Hof dat erop neerkomt dat het Openbaar Ministerie het recht tot strafvervolging van de verdachte niet verliest door de enkele omstandigheid dat in verband met hetzelfde feit – de bewezenverklaarde weigering mee te werken aan de ademanalyse – een EMA is opgelegd, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin ontoereikend gemotiveerd.
Met andere woorden, naast de EMA maatregel is strafrechtelijke vervolging toegestaan.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >