‘Schade-uitkering bij letsel moet belastingvrij’
Week 47-2016
Aanbevolen: lees de uitspraak in pdf-formaat
Onder deze kop verscheen in het dagblad Trouw van 17 november 2016 een artikel waarin werd bericht dat een opvallende coalitie van organisaties – het Verbond van Verzekeraars, Slachtofferhulp Nederland en de Vereniging van Letselschade Advocaten – er op de opiniepagina voor pleit om een fiscale uitzonderingspositie voor slachtoffers met letselschade te creëren.
In het artikel gaat het over verkeersslachtoffers, maar in feite gaat het iedereen aan die letselschade heeft opgelopen door toedoen van een andere partij.
Geen inkomen, maar compensatie
Slachtoffers die gewond raken bij een verkeersongeval zouden niet langer belasting moeten hoeven te betalen over de schadevergoeding.
Het geld dat ze vaak in een keer krijgen van de verzekering – bij ernstig letsel kan dat oplopen tot een bedrag met flink wat nullen – is bedoeld als potje voor de toekomst, bijvoorbeeld om gederfde inkomsten te compenseren. Toch worden de slachtoffers door de Belastingdienst doorgaans bestempeld als ‘rijk’, waardoor ze vermogensbelasting betalen.
Hoewel het een relatief kleine groep betreft – naar schatting 600 tot 700 nieuwe gevallen per jaar – is het voor de mensen die ermee te maken krijgen van groot belang, zeggen de organisaties.
De schadevergoeding is eigenlijk geen vermogen, maar een inkomen omdat ze door letsel niet of weinig kunnen werken, aldus het artikel.
Dit is niet helemaal juist. De schadevergoeding is absoluut geen inkomen, maar een compensatie voor het feit dat men niet meer in staat is om met arbeid een inkomen te verwerven.
Wie heeft er recht op schadevergoeding?
Het basisprincipe is dat het slachtoffer recht heeft op schadeloosstelling.
Het recht op schadevergoeding kan worden uitgebreid naar mensen of instanties die kosten maken ten behoeve van het slachtoffer, zoals bijvoorbeeld de ouders van een gewond kind, of een uitkeringsinstantie met verhaalsrecht. Dat is een afgeleid recht.
De fiscus behoort niet bij deze categorie, en heeft geen recht op schadevergoeding.
Bronnenstelsel
Ons belastingstelsel is, wat de inkomstenbelasting betreft, gebaseerd op het zogeheten bronnenstelsel. Er zijn feitelijk 3 bronnen waarvan de inkomsten in aanmerking komen voor heffing van inkomstenbelasting.
Die bronnen zijn: werk en woning (box 1), aanmerkelijk belang (box 2, het bezit van aandelen, enz.), en sparen en beleggen (box 3).
Het pure vermogen om arbeid te verrichten, of men dat nu wel of niet echt doet, is geen belastbare bron van inkomsten. Het vermogen om te werken is niet ook automatisch werk. Daarover is al sinds jaar en dag overeenstemming tussen de fiscus, de verzekeringsmaatschappijen, en de overige
partijen die een rol spelen in de afwikkeling van letselschaden. Wanneer iemand door het letsel niet meer in staat is om te werken (geheel of gedeeltelijk), spreken we van verlies aan verdienvermogen, niet van verlies van inkomen.
Verlies aan verdienvermogen
Een duidelijk voorbeeld is een klein kind dat letsel oploopt. Dat kind werkt (nog) niet, en heeft dus ook geen inkomsten. Als er sprake is van een zwaar letsel, bijvoorbeeld een hersenletsel, dan is evident dat dit kind de rest van zijn leven niet in staat zal zijn om met werk inkomsten te verwerven.
Dat verlies aan verdienvermogen kan uiteraard ook bij volwassenen aan de orde zijn. Het verlies aan verdienvermogen is vaak een substantieel onderdeel van de letselschade, naast bijvoorbeeld smartengeld, behoefte aan huishoudelijke hulp, enz. Dat verlies aan verdienvermogen moet worden gecompenseerd.
De werkwijze daarbij is dat dit verlies aan verdienvermogen berekend wordt op netto-basis, wat het slachtoffer dus concreet in de portemonnee heeft gemist, zal gaan missen, en niet meer kan uitgeven. Het vorderingsrecht van het slachtoffer is namelijk beperkt tot het netto besteedbaar inkomen dat hij of zij concreet zou hebben kunnen realiseren zonder ongeval.
Toekomstige schade wegens verlies aan verdienvermogen wordt over het algemeen, na de nodige onderhandelingen, berekend op netto basis en dan ineens uitgekeerd. Wanneer het slachtoffer voor het ongeval reeds betaalde arbeid verrichtte wordt zoveel mogelijk vergelijking gezocht met het netto inkomen voor het ongeval, en wordt geschat hoe dat netto inkomen zich zonder dit ongeval zou hebben ontwikkeld.
Kapitaal, rendement en belasting
Het slachtoffer krijgt dan de beschikking over een kapitaal waarmee hij of zij geacht wordt de verdere schade te financieren. Die verdere schade bestaat uit vele elementen, waar het verlies aan verdienvermogen er één van is, en meestal wel het grootste.
Uitgangspunt is dat het kapitaal niet in één keer wordt opgemaakt, maar dat er geleidelijk op wordt ingeteerd. Dat betekent dat er in de beginfase jaarlijks een gedeelte blijft staan, en in theorie brengt dat kapitaal rente op. Die is nu zeer laag, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs zo te blijven. Uiteraard speelt ook de invloed van inflatie een rol.
Op de lange termijn ziet men de economie in golfbewegingen krimpen en groeien.
Bij de uitgangspunten voor rente en inflatie in de berekeningen baseert men zich op een behoorlijk lange periode in het verleden. Er zijn nog wat meer componenten die in deze berekeningen, die vaak ingewikkeld kunnen zijn, van invloed kunnen zijn, maar in het kader van dit artikel beperk ik mij tot de rente en de inflatie, om het leesbaar te houden.
De rente over het kapitaal is belastbaar in box 3. Dat geldt voor iedereen, ook voor slachtoffers.
Hoe hoog die rente is, hangt in belangrijke mate af van een heleboel factoren, bijvoorbeeld of men een eigen huis heeft en of dat wel of niet is afgelost.
Het is evenwel redelijk in te schatten wat iemand aan belasting over het vermogen zal moeten betalen, men kan dat in de berekening betrekken en als deel van de schade erbij optellen, dat wordt belastingschade genoemd. In feite wordt het gedeelte dat wegens het ongeval eventueel aan belasting moet worden betaald dus al in de schadevergoeding meegenomen.
Eigen bijdrage voor zorg
Naast vermogensbelasting krijgen de slachtoffers ook te maken met een eigen bijdrage voor de zorg die ze nodig hebben, stelt het artikel verder. Dat is een feit, ook dat is onderdeel van de schade, en kan in principe ook naar de toekomst worden geschat. Dit soort kosten wordt uiteraard berekend op de daadwerkelijk te verwachten uitgaven, zij kunnen onmogelijk als inkomsten worden betiteld, dat gebeurt dan ook nooit. Vergoedingen daarvoor zullen met zekerheid niet worden belast.
Wat is het doel van schadeloosstelling?
Kern van de zaak is dat er in de afwikkeling van letselschades naar gestreefd wordt dat de gevolgen van het ongeval zoveel mogelijk worden weggepoetst, zodat het slachtoffer in de positie komt waarin het zonder ongeval zou hebben verkeerd. Dat kan natuurlijk nooit helemaal echt lukken, omdat het ongeval nu eenmaal wel is gebeurd. Het blijft theoretiseren, maar wel met het basis uitgangspunt dat het slachtoffer er niet rijker van mag worden, maar ook zeer zeker niet armer.
En gelukkig lukt dat in de praktijk over het algemeen heel goed, waarbij de fiscus zeker niet als aasgier op de schadevergoeding loert. Ik heb in de ruim dertig jaar dat ik in deze branche werkzaam ben nog nooit meegemaakt dat er belasting moest worden betaald over een schadevergoeding. Voorwaarde is wel dat de vergoeding berekend wordt op netto basis. Volgens mij is dat bij de bovengenoemde instanties ook ruimschoots bekend.
Wat is dan het probleem?
Wel is het zo dat slachtoffers vaak recht hebben op toeslagen, zoals bijvoorbeeld de zorgtoeslag.
Die worden veelal ook door de Belastingdienst uitgekeerd. Voor veel toeslagen geldt een vermogenstoets en als het slachtoffer dan over een behoorlijke hoeveelheid geld beschikt kan het zijn dat er problemen ontstaan bij het toekennen van de toeslagen.
Als de schade op de juiste wijze is afgewikkeld, dan zal bij de vaststelling van de toekomstige schade rekening zijn gehouden met voorzieningen waarop het slachtoffer een beroep kan doen. Er is dan een vergoeding verstrekt voor de kosten waarvoor geen algemene voorzieningen gelden. Het recht op die voorzieningen zou dan in beginsel onaangetast moeten blijven. In de praktijk verloopt dat helaas dikwijls niet erg soepel, er ontstaat veel discussie met instanties die de toekenning van de toeslagen moeten beoordelen.
Dan kan al snel het gevoel ontstaan dat er belasting moet worden betaald over de schadevergoeding. Dat is niet terecht, maar het is wel een heel vervelende situatie waar slachtoffers in verzeild raken.
Wellicht beoogt de “opvallende coalitie van organisaties” daar verbetering in te brengen, en dat verdient zeker alle steun.
Zijn sommige slachtoffers volgens de fiscus “zieliger” dan andere?
In het artikel wordt verder gesteld dat andere groepen slachtoffers – zoals o.a. DES-slachtoffers, asbestslachtoffers en overlevenden van de Volendambrand – van de politiek wel een uitzonderingspositie zouden hebben gekregen inzake de belasting van letselschade.
Dat is wellicht een beetje kort door de bocht.
Voor deze slachtoffers gold (en geldt) in principe hetzelfde regime als voor andere slachtoffers.
De fiscale uitzonderingspositie behelst dat als men zelf of de toeslagpartner of medebewoner een te hoog eigen vermogen heeft, zoals spaargeld en beleggingen, men geen huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget kan krijgen.
Men heeft dan ‘voordeel uit sparen en beleggen’. Een bepaald deel van het vermogen hoeft men echter niet mee te tellen. Dit heet bijzonder vermogen en dat geldt voor deze aparte categorieën slachtoffers.
Dat zou op het eerste gezicht rechtsongelijkheid geven. Deze categorie slachtoffers zou dan voorgetrokken worden ten opzichte van bijvoorbeeld verkeersslachtoffers of slachtoffers van een medische kunstfout. Het verschil zit in de omstandigheid dat bij “gewone” slachtoffers in de berekening van de schade al rekening wordt gehouden met de vermogensrendementsheffing.
De compensatie zit dus als het ware al “ingebakken”, wat bij de uitzonderingscategorie in de regel niet het geval is.
Ook voor de “gewone” slachtoffers geldt dat het smartengeld bij de vaststelling van het vermogen niet hoeft te worden meegeteld.
De Belastingdienst kan het niet leuker maken, zeggen ze daar zelf, maar gemakkelijker wel.
Ook daarbij valt nog wel wat te verbeteren, wat de Belastingdienst zelf ook ongetwijfeld beseft. Hopelijk geef ik hiermee een kleine bijdrage.
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >