Smartengeld secundaire victimisatie letselschade zaak

In deze zaak gaat het om een auto ongeluk uit 1999 waarbij betrokkene en zijn vrouw betrokken zijn. De verzekeraar van de achteroprijdende auto erkent aansprakelijkheid voor de schade van de vrouw die door het ongeval een nekwervel breekt. De letselschade van de vrouw wordt in 2005 afgewikkeld. Betrokkene zelf stelt de verzekeraar in november 2001, ruim twee jaar na de aanrijding, aansprakelijk voor zijn eigen letselschade.
Hij is als zelfstandige werkzaam op het boerenbedrijf. Door aanhoudende klachten houdt hij de werkzaamheden niet vol en past de bedrijfsvoering aan. De daarmee samenhangende kosten en de schade verlies verdienvermogen zijn de reden voor deze zaak.
Ondanks het ontbreken van medische onderbouwing zijn Rechtbank en Hof, op basis van onder andere het neurologisch rapport van 18 mei 2009, van mening dat voldoende aannemelijk is dat betrokkene bij het ongeval een acceleratie-deceleratie trauma van de nek heeft opgelopen.
Nu bij verkeersongevallen in letselzaken ruime toerekening dient plaats te vinden, worden ook de depressie en psychiatrische opname aan het ongeval toegeschreven. Door deze toerekening komen diverse kosten als aanpassingen in het bedrijf, kosten van financiering en administratie voor vergoeding in aanmerking.
De verzekeraar was ervan op de hoogte dat betrokkene kwetsbaar was. Een plotselinge koerswijziging in het dossier heeft de psychische toestand van betrokkene verslechterd. De rechtbank wijst € 15.000 smartengeld toe, waarvan €10.000 bedoeld is als smartengeld voor secundaire victimisatie.
Bijzonder is dat de verzekeraar probeert de wettelijke rente buiten de deur te houden door te betogen dat in de wegens smartengeld toegekende bedragen in het algemeen de geldontwaarding is verdisconteerd. Het Hof gaat hierin in niet mee, betrokkene blijft op grond van artikel 6: 119 BW aanspraak houden op de wettelijke rente.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >