Stilstaan op de autoweg
Week 38-2018

De algemene jurisprudentie over stilstaan op de weg houdt in dat een bestuurder van een auto voldoende afstand moet houden om tijdig tot stilstand te komen als een auto voor hem stopt. Op een autosnelweg is dat anders, zoals ook uit onderstaande uitspraak blijkt. Dat heeft te maken met de veel grotere snelheden waarmee op de autoweg aan het verkeer wordt deelgenomen. Niet alleen het stilstaan wordt dan beoordeeld, ook de bestuurder van de auto die tegen de stilstaande auto is gereden wordt beoordeeld om te kijken of zijn gedrag mede heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Dat blijkt in deze zaak het geval, omdat er onvoldoende werd opgelet en onvoldoende werd geanticipeerd.
Een bestuurder van een vrachtwagen rijdt achterop een personenauto die op de autoweg nagenoeg stilstond. Er ontstaat een brand en diverse inzittenden komen helaas om het leven.
De rechtbank oordeelt dat de bestuurder van de personenauto onrechtmatig heeft gehandeld jegens de bestuurder van de vrachtauto doordat hij zijn auto op een rijstrook van de autoweg tot stilstand heeft gebracht of met zijn auto nagenoeg stilstond. Voor de vraag of de bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld kan in het midden blijven of hij de auto in strijd met artikel 43 lid 2 RVV volledig tot stilstand had gebracht dan wel zo langzaam reed dat hij nagenoeg stilstond. Ook indien de auto nagenoeg stilstond, is de gedraging van de bestuurder zo gevaarlijk voor andere weggebruikers dat hij zich daarvan in de gegeven omstandigheden had moeten onthouden.
Gebruikers van een autoweg mogen er namelijk in het algemeen gesproken van uitgaan dat andere gebruikers hun auto niet (nagenoeg) tot stilstand brengen op een rijstrook van een autoweg en dat zij, indien sprake is van een noodtoestand, hun auto op de vluchtstrook of in de berm tot stilstand brengen. Gevoegd bij de snelheid met welke de gebruikers van een autoweg plegen te rijden, brengt het (nagenoeg) tot stilstand brengen van een auto op de autoweg een aanzienlijke kans op ongevallen mee.
In casu kwam daar nog bij dat er zich ter plaatse van de aanrijding naast de rijstrook een redresseerstrook en grasberm met doorgroeistenen bevonden (en even verderop een vluchtstrook), waar gebruikers van de autoweg bij pech hun auto tot stilstand konden brengen.
De bestuurder van de personenauto heeft mitsdien het ongeval veroorzaakt. Toch gaat de bestuurder van de vrachtwagen ook niet vrij uit.
De bestuurder van de vrachtwagen heeft toegegeven dat hij 88 km per uur had gereden en heeft niet weersproken dat hij de personenauto pas heeft opgemerkt toen deze net voor hem stond en dat hij pas is gaan remmen nadat zijn vrachtauto de personenauto had geraakt.
Uit het proces-verbaal volgt dat de personenauto vanaf een afstand van ongeveer 350 meter zichtbaar moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank had de vrachtwagenbestuurder als een zorgvuldig bestuurder acht moeten slaan op het verkeer dat zich voor hem op de autoweg bevond en had hij de personenauto dan ook eerder dan thans het geval is geweest moeten waarnemen. Daarnaast had hij zich aan de maximumsnelheid op de autoweg moeten houden. Indien hij de personenauto zou hebben waargenomen toen dit voor hem mogelijk was, zou hij, bij een snelheid van 88 km/uur, meer dan 14 seconden de tijd hebben gehad om te anticiperen op de (nagenoeg) stilstaande personenauto voor hem. De rechtbank leidt hieruit af dat hij de vrachtwagencombinatie tijdig tot stilstand had kunnen brengen, indien hij tijdig acht zou hebben geslagen op het verkeer dat zich voor hem op de autoweg bevond. Niet weersproken is bovendien dat hij naar de – voor hem – linkerrijstrook had kunnen uitwijken, zoals ook een getuige heeft gedaan, nadat hij de personenauto had waargenomen.
De onvoldoende oplettendheid van de vrachtwagenbestuurder (volgens eigen verklaring mogelijk mede veroorzaakt doordat hij met enige regelmaat in zijn spiegels heeft gekeken of de zeilen van zijn vrachtwagencombinatie goed vast zaten en doordat zijn aandacht enige tijd gericht is geweest op een personenauto die net voor het viaduct vanaf een uitrit de weg op wilde draaien) gevoegd bij de overschrijding van de voor hem geldende maximumsnelheid is gevaarlijk, maar in vergelijking tot de gedraging van de bestuurder van de personenauto in mindere mate.
De rechtbank oordeelt dan dat de verhouding waarin de gedragingen van de bestuurder van de personenauto enerzijds voor 2/3 en de gedragingen van de vrachtwagenbestuurder anderzijds voor 1/3 hebben bijgedragen aan het gevaar voor het ontstaan van de aanrijding.
De vrachtwagenbestuurder krijgt dus 2/3 van zijn schade vergoed door de verzekeraar van de personenauto en de bestuurder van de personenauto krijgt 1/3 van zijn schade vergoed door de verzekeraar van de vrachtauto. Een billijkheidscorrectie past de rechtbank niet toe, omdat daarvoor onvoldoende is gesteld.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >