Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Uitgeschreven, niet afgeschreven

Week 35-2021

Je hebt een leer-arbeidsovereenkomst. Maar dan word je ziek en besluit je je studie te stoppen tot je weer beter bent. Maar dan blijkt je opleiding je al uitgeschreven te hebben. Kun je dit aanvechten?

Een jonge vrouw was bij een werkgever voor bepaalde tijd in dienst getreden. Omdat zij nog geen zorggerelateerd diploma had, kreeg zij een tijdelijke overeenkomst als aspirant-leerling. Daarna sloot zij met haar werkgever een leer-/arbeidsovereenkomst zodat zij de benodigde diploma’s kon behalen.

In deze overeenkomst was onder andere het volgende opgenomen:

“In geval de werknemer niet voldoet aan de verplichtingen en eisen zoals neergelegd in het opleidingsreglement van de onderwijsinstelling en hij of zij als gevolg daarvan van verdere opleiding wordt uitgesloten, wordt de leer-/arbeidsovereenkomst geacht te zijn ontbonden met ingang van de datum van die uitsluiting.”

Ze startte met de combinatieopleiding MBO 4 Maatschappelijke Zorg/Verpleegkunde. Maar tijdens de studie raakte ze volledig arbeidsongeschikt als gevolg van een hartinfarct. Daardoor was zij niet langer in staat om haar functie als leerlingbegeleider uit te oefenen. Vanwege de uitbraak van de coronapandemie werden de lessen in het nieuwe schooljaar online aangeboden. Door haar hartinfarct kon zij deze lessen tot aan de start van haar revalidatietherapie volgen die door de coronapandemie en het afschalen van de reguliere zorg pas veel later zou starten. Maar de dag dat zij haar revalidatie kon volgen, viel samen met haar reguliere schooldag (dinsdag). In verband met de lange wachttijden was het niet mogelijk om haar revalidatiedag naar een andere dag te verzetten.

Stopzetten

Vervolgens werd er met de bpv-opleidingscoördinator bij haar werkgever – die ook werkte als docente voor de combinatieopleiding die zij volgde – en met haar direct leidinggevende gesproken over het tijdelijk stopzetten van haar opleiding. Dit omdat de wekelijkse opleidingsdag en de revalidatiedag toch samenvielen en het tijdelijk stoppen van de opleiding haar herstelproces zou bevorderen. Haar opleidingscoördinator had dit gesprek kennelijk ook gemeld bij de school want de school schreef de vrouw meteen uit van de opleiding. Wel liet de school na om dit zowel bij haar werkgever als bij de vrouw zelf te melden.

Nadat de vrouw haar revalidatietraject had afgemaakt, startte zij alsnog met het opbouwen van haar werkuren. Nadat er zo wat tijd was opgebouwd, schreef de bedrijfsarts in zijn advies dat het werk niet passend was. Hij was van mening dat de beperkingen die in de functionele mogelijkhedenlijst benoemd stonden nog golden en dat volledig herstel in haar werk niet werd verwacht of binnen een redelijke termijn te verwachten was.

De vrouw had sinds haar re-integratie haar opleiding niet hervat. Wel was er gesproken over de mogelijkheden voor het hervatten van een opleiding. Voor het volgende  leerjaar waren onvoldoende leerlingen aangemeld zodat zij dat jaar niet kon doubleren. Het volgen van een opleiding op één niveau lager (niveau 3) was wel mogelijk. Op die manier zou zij binnen de termijn van haar leer-/arbeidsovereenkomst een opleiding kunnen voltooien.

Rapport

Er werd een arbeidsdeskundig rapport opgesteld met als conclusie dat zij ongeschikt was voor haar eigen werk maar wel in staat was passende werkzaamheden te verrichten. De rapporteur dacht hierbij aan de functie van leerlingbegeleider in dagdienst zonder fysiek zware zorgtaken of fysieke agressie.

In het vervolgtraject kwam haar werkgever erachter dat de vrouw was uitgeschreven bij het ROC. Mogelijk kwam haar dat goed uit nu zij haar beoogde functie niet meer zou kunnen vervullen. Ze deelde de vrouw mee dat de opleiding definitief was beëindigd, daarmee de ontbindende voorwaarde van de leer-/arbeidsovereenkomst was ingetreden en daarom het dienstverband werd beëindigd.

De vrouw vocht dit ontslag aan.

Ontbindend voorwaarde

Een ontbindende voorwaarde kan maar hoeft niet noodzakelijk met het gesloten stelsel van de regels over beëindiging van de arbeidsovereenkomst in strijd te zijn. Van geval tot geval kan worden bekeken in hoeverre de strekking van deze regels de ontbindende voorwaarde te niet kan doen. Een leer-/arbeidsovereenkomst kenmerkt zich door een driepartijenrelatie waarbij de leerling deeltijd onderwijs volgt bij een onderwijsinstelling (ROC), de werkgever de leerling (mede) opleidt en de leerling de in het kader van de opleiding gegeven opdrachten uitvoert.

Artikel 3 van de leer-/arbeidsovereenkomst bepaalt dat als de werknemer niet voldoet aan de verplichtingen en eisen uit het opleidingsreglement van de onderwijsinstelling en zij daardoor van verdere opleiding wordt uitgesloten, de leer-/arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van de datum van die uitsluiting. Deze bepaling maakt de duur van de leer-/arbeidsovereenkomst afhankelijk van een onzekere gebeurtenis – namelijk de datum van uitsluiting – en moet worden aangemerkt als een ontbindende voorwaarde. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een geslaagd beroep op een ontbindende voorwaarde vereist dat het voldoen aan de voorwaarde niet door de werkgever in de hand is gewerkt, dat het beroep op de voorwaarde redelijkerwijs verenigbaar is met het gesloten stelsel van ontslagrecht en dat het voldoen aan de voorwaarde niet teveel verbonden is aan de subjectieve waardering door de werkgever.

Een beroep op een ontbindende voorwaarde leidde volgens de rechtspraak van de Hoge Raad slechts bij uitzondering tot een gerechtelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Vooral omdat er veel betekenis wordt gegeven aan het gesloten stelsel van regels met betrekking tot de beëindiging van arbeidsovereenkomsten. In dat licht moest dan ook kritisch worden bekeken of en zo ja aan welke verplichtingen en eisen in het opleidingsreglement de vrouw niet heeft voldaan en of zij om die reden is uitgeschreven van de opleiding door het ROC.

Praktijkovereenkomst

Voor haar stelling dat de leer-/arbeidsovereenkomst op grond van artikel 3 was beëindigd, beriep de werkgever zich op de bepaling dat de praktijkovereenkomst volgens het recht ophoudt door de beëindiging van de onderwijsovereenkomst tussen de student en de school. Deze praktijkovereenkomst hing samen met het opleidingsreglement. Door de uitschrijving van de vrouw was de onderwijsovereenkomst tussen haar en het ROC beëindigd en was dus ook de praktijkovereenkomst beëindigd.

Een redelijke uitleg, als je uitgaat van de terughoudendheid van het gesloten stelsel van regels met betrekking tot de beëindiging van arbeidsovereenkomsten. Maar volgens het voorlopige oordeel van de kantonrechter was er pas sprake van het niet voldoen aan de verplichtingen en eisen uit het opleidingsreglement wanneer de leerling stopte of moest stoppen met de opleiding met de bedoeling deze ook definitief te beëindigen. Dus of omdat de leerling dit zelf besloot of omdat de school de leerling verwijderde of uitsloot van de opleiding.

Binnen die uitleg viel niet vanzelfsprekend het stoppen met of beëindigen van de opleiding om gezondheidsredenen. Zeker in een situatie waarin het de partijen duidelijk was of had kunnen zijn dat het zowel de bedoeling was van de vrouw als van de werkgever om de opleiding weer op te pakken. Het enkel door ziekte onderbreken of tijdelijk stoppen van de opleiding met de bedoeling de opleiding weer op te pakken zodra dat zou kunnen – dus wanneer geen sprake meer was van verwijdering of uitsluiting – viel hier dan ook niet onder. Verder stond vast dat de vrouw niet was weggestuurd of uitgesloten van de opleiding omdat haar iets te verwijten viel. Het had er alle schijn van dat er sprake was geweest van miscommunicatie dan wel van een onjuiste uitvoering van wat er in het gesprek tussen de vrouw en de opleidingscoördinator en direct leidinggevende was besproken.

Uitschrijving

De uitschrijving van de opleiding door een administratieve medewerker van het ROC zag de kantonrechter in dit licht als een formeel administratieve handeling. Vast stond dat van die uitschrijving geen mededeling was gedaan aan de leerling en aan de werkgever. Hierdoor waren beiden niet in de gelegenheid geweest om tijdig in te grijpen. Onder deze omstandigheden kon deze uitschrijving dan ook redelijkerwijs niet worden gezien als strijdig met de op haar rustende verplichtingen of eisen uit het opleidingsreglement.

De stelling van de werkgever dat zij hier niet verantwoordelijk voor kon worden gehouden – omdat de uitschrijving een handeling was die het ROC had uitgevoerd – werd door de kantonrechter niet gevolgd. De opleidingscoördinator van Cello – ook docent bij het ROC – was immers verbonden aan de werkgever. Zo was zij – ondanks dat zij door haar werkgever uitgeleend was aan het ROC als docente – in haar functie van bpv-coördinator het eerste aanspreekpunt van de vrouw geweest vanaf het ondertekenen van de praktijkovereenkomst.

De werkgever kon daarom onvoldoende aannemelijk maken dat de vrouw van de opleiding zou moeten worden uitgesloten doordat zij niet zou voldoen aan de verplichtingen en eisen die waren neergelegd in het onderwijsreglement van het ROC. Daarom achtte de kantonrechter het niet erg waarschijnlijk dat een rechter via een bodemprocedure zou concluderen dat de leer-/arbeidsovereenkomst gerechtelijk was beëindigd door de daarin opgenomen ontbindende voorwaarde.

Kortom, de vordering om de vrouw gelegenheid te geven om een passende praktijkopleiding tot verpleegkundige te starten of te hervatten, werd vanaf het moment dat zij zich weer had ingeschreven bij het ROC toegewezen. Ook moest haar werkgever het achterstallige loon doorbetalen.