Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

‘UWV: geen onderscheid tussen werknemers van eigenrisicodragers en overige werknemers’

Week 50-2016

Aanbevolen: lees de uitspraak in pdf-formaat

Ook een werknemer van een eigenrisicodrager ziektewet kan geen ontslag nemen tijdens ziekte zonder dat dit consequenties kan hebben voor zijn ziekengeld. Geen onderscheid bij ziekengeld tussen werknemers van eigenrisicodragers en overige werknemers

ECLI:NL:RBROT:2016:9261

I quit

Werkgever is voor de Ziektewet eigenrisicodrager. Werknemer treedt in dienst op 5 januari 2015 en neemt vervolgens op 8 januari 2015 ontslag terwijl hij ziek is. Het UWV wijst hem ziekengeld toe, terwijl het UWV normaliter een uitkering afwijst als een werknemer tijdens ziekte zelf ontslag neemt. De werknemer benadeelt namelijk daardoor het UWV, omdat hij het recht op loon prijs geeft op het moment dat hij al arbeidsongeschikt is en daarmee aanspraak heeft op een uitkering ten laste van het UWV.

Omdat hier sprake is van een eigenrisicodrager Ziektewet en dus de kosten van de uitkering ten laste komen van de werkgever en niet ten laste van het UWV meent het UWV echter dat er geen sprake kan zijn van een benadeling van het UWV. Het UWV past daarom de benadelingsbepaling niet toe en wijst het ziekengeld toe.

Het UWV miskent aldus echter dat het zelf verantwoordelijk is en blijft voor de uitvoering van de Ziektewet, ook in geval er sprake is van een eigenrisicodrager Ziektewet. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten omtrent het uitkeren van ziekengeld blijft derhalve berusten bij het UWV. De eigenrisicodrager neemt enkel de feitelijke betaling van het ziekengeld over van het UWV.
Dit impliceert dat de rechten en de plichten van de betrokkene gebaseerd blijven op de bepalingen van de Ziektewet. De polisvoorwaarden zijn derhalve volledig gewaarborgd. De benadeling moet dus worden beoordeeld vanuit de positie van het UWV onafhankelijk of de feitelijke betaling ten laste van een ander komt.

Het UWV maakt derhalve ten onrechte een onderscheid tussen werknemers van gewone werkgevers en van werkgevers die eigenrisicodrager Ziektewet zijn.

De rechtbank verwijst de zaak terug naar het UWV om een nieuwe beslissing te nemen.

Wilt u de beslissing meer expliciet lezen leest u dan verder.

De Centrale Raad van Beroep heeft bij uitspraak van 2 december 1998 (ECLI:NL:CRVB:1998:AA8998) geoordeeld dat uit de wetsgeschiedenis van de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte van 8 februari 1996, Stb 134, waarbij aan artikel 45 van de Ziektewet, onderdeel i – het huidige onderdeel j – is toegevoegd, af te leiden is dat de wetgever met de benadelingshandeling in het kader van artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de Ziektewet in het bijzonder het oog heeft gehad op situaties waarin de werknemer zijn recht op loon prijsgeeft op een moment dat het arbeidsongeschiktheidsrisico reeds is ingetreden.

Met de Wet van 14 november 2002 tot wijziging van de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van eigen risico dragen door de werkgever (Wet eigenrisicodragen Ziektewet) is in de Ziektewet opnieuw de mogelijkheid voor werkgevers ingevoerd om het eigen risico zelf te dragen. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2000/01, 27 873, nr. 3, blz. 3) is over de verantwoordelijkheid van het UWV en de eigenrisicodrager het volgende gesteld:

“Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de ZW en geeft een besluit af waartegen bezwaar door de belanghebbende(n) kan worden gemaakt. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten omtrent het uitkeren van ziekengeld berust derhalve bij het UWV. De eigenrisicodrager neemt de betaling van het ziekengeld over van het UWV. Dit impliceert dat de rechten en de plichten van de betrokkene gebaseerd blijven op de bepalingen van de ZW. De polisvoorwaarden zijn derhalve volledig gewaarborgd.”

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de wetsgeschiedenis niet dat de wetgever met de invoering van de Wet eigenrisicodragen Ziektewet een wijziging heeft beoogd in de beoordeling van een benadelingshandeling als bedoeld in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de Ziektewet. Daarnaast valt uit de wetsgeschiedenis niet af te leiden dat de wetgever voor de vraag of het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend geweigerd moet worden, heeft beoogd een onderscheid te maken tussen werknemers van een eigenrisicodrager en overige werknemers.

In het bestreden besluit wordt dit onderscheid echter wel gemaakt. Het standpunt van het UWV leidt er immers toe dat werknemers van een eigenrisicodrager tijdens ziekte ontslag kunnen nemen zonder dat dit consequenties heeft voor hun recht op een Ziektewetuitkering, terwijl aan werknemers van een niet-eigenrisicodrager die tijdens ziekte ontslag nemen geen ziekengeld wordt uitgekeerd.

De door het UWV gegeven rechtvaardiging voor dit onderscheid, namelijk dat artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de Ziektewet uitsluitend strekt tot bescherming van de in die bepaling genoemde fondsen, overtuigt niet. Deze fondsen komen weliswaar overeen met die genoemd in artikel 60 en artikel 61, eerste lid, van de Ziektewet, maar niet met de in artikel 117b van de Wet financiering sociale verzekeringen genoemde werkhervattingskas. Volgens het voorstel voor de Verzamelwet SZW 2017 zal aan de artikelen 45, eerste lid, onder j, en 60 van de Ziektewet de werkhervattingskas worden toegevoegd. Volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Tweede Kamer, 2015-2016, 34528, nr. 3, blz. 39) is sprake van een omissie.

Ook bij deze gelegenheid heeft de wetgever geen rechtvaardiging gegeven voor het maken van een onderscheid tussen werknemers van een eigenrisicodrager en overige werknemers bij de toepassing van artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de Ziektewet.

Het beroep is gegrond. Het is aan het UWV om in vervolg op het oordeel van de rechtbank nader onderzoek te doen naar eventuele verwijtbaarheid van de ex-werknemer. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of een tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht te doen. Het UWV zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Ter voorlichting wijst de rechtbank erop dat de Ziektewetuitkering op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Ziektewet niet eerder kan worden ingetrokken dan op de dag volgend op die waarop deze uitspraak is gedaan, zodat de ex-werknemer niet met terugwerkende kracht nadeel kan ondervinden van deze uitspraak.

Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Hebt u een vraag? Neem gerust contact op.