Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

WAT GEBEURT ER MET HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID ALS JE UIT ELKAAR GAAT?

Week 44

Een man en een vrouw woonden jarenlang als stel samen. Uit deze relatie werden twee, inmiddels meerderjarige kinderen geboren. De twee woonden samen in een woning die het eigendom van de man was. Tijdens hun relatie lieten zij dit huis verbouwen. Daarvoor leenden zij geld in de vorm van een tweede hypotheek die door beide partijen was aangegaan. Twaalf jaar later eindigde de relatie en ging de vrouw ergens anders wonen. De twee kinderen verlieten ook het huis van de man. De man woont nu in de woning met een nieuwe partner.

Vier jaar na het uit elkaar gaan ontstonden er betaalachterstanden. De bank sprak daar ook de vrouw op aan. Er werd onderhandeld om de vrouw te ontslaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid. Maar dat lukte niet en dus kwam de rechter eraan te pas.

Toezegging
Het geschil kwam op het volgende neer. De vrouw wilde bevrijd worden van haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor een hypothecaire geldlening. Alleen de man was eigenaar van de woning. Maar de vrouw had wel meegetekend voor een schuld waarvoor een tweede hypotheek op de woning werd verleend. Deze geldlening was in 2000 – toen de man en de vrouw nog samenwoonden – afgesloten. Zij zijn inmiddels sinds 2012 uit elkaar.
De vrouw stelde dat de man had toegezegd ervoor te zorgen dat de vrouw zou worden ontslagen uit haar hoofdelijkheid. Maar omdat de man dit betwistte, stond deze toezegging niet vast. Voor de rechter was deze toezegging niet van belang. Ook zonder een dergelijke toezegging kon van de man worden verlangd dat hij dit ontslag regelde (of liet regelen). Daarbij overwoog de rechter het volgende. Het ging hier om de onderlinge rechtsbetrekkingen tussen hoofdelijke schuldenaren. Dan geldt op grond van artikel 6:2 BW dat de schuldeiser en de schuldenaar verplicht zijn zich naar elkaar te gedragen volgens de eisen van redelijkheid en billijkheid.

Redelijkheid en billijkheid
Als tussen de man en de vrouw niet was afgesproken dat de man zou regelen dat de vrouw zou worden ontslagen uit haar hoofdelijkheid, bevatte de rechtsverhouding tussen de man en de vrouw een leemte. Dus gold de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid van dit artikel. Het was naar het oordeel van de rechtbank redelijk en billijk dat de man regelde dat de vrouw ontslagen zou worden uit haar hoofdelijkheid. Bij beëindiging van een affectieve relatie moet er zoveel mogelijk worden gestreefd naar de financiële ontvlechting van de ex-partners en wel binnen een redelijke termijn. Die termijn was inmiddels verstreken. De man en de vrouw waren al acht jaar uit elkaar. Het geld van de lening was in de woning gestoken. De vrouw had sinds haar vertrek geen baat meer bij deze investering.

De man voerde aan dat het feitelijk onmogelijk was om te voldoen aan de vordering van de vrouw. De man stelde dat hij onvoldoende inkomen had zodat de ING Bank niet bereid was om mee te werken aan het ontslaan van de vrouw uit haar hoofdelijkheid. Maar dit verweer faalde. Op zich viel niet uit te sluiten dat het inkomen van de man was gedaald (volgens de man zelfs drastisch was gedaald). Maar wat hiervan ook waar was, de man had bij een comparitie erkend dat de woning een overwaarde had van circa € 300.000,-. De man kon deze schuld aan de ING Bank dus uit de overwaarde voldoen. Nakoming was dus feitelijk niet onmogelijk.

Woonbelang
Maar de rechter vond ook dat de vrouw geen voldoende zwaarwegend belang had bij een onmiddelijke toewijzing van de vordering. In het verleden waren er achterstanden geweest in de aflossing op de lening door de man. Maar van recentere betalingsachterstanden was niets gebleken. De vrouw woonde inmiddels samen met haar nieuwe partner in diens koopwoning. De vrouw was van onderdak voorzien en zij liep niet tegen het probleem aan dat zij vanwege haar hoofdelijkheid geen hypothecaire geldlening kon aangaan voor de aanschaf van een eigen woning. Dit was bij de man wel het geval. En het woonbelang van de man en zijn nieuwe partner wogen immers ook mee. De man gaf aan een BK-registratie te hebben. Het was dus begrijpelijk dat de man geen nieuwe schulden wilde aangaan. De financiële ontvlechting tussen partijen zou echter wel een keer zijn beslag moeten krijgen.
Daarom was de rechter van mening dat de man weliswaar veroordeeld kon worden om zijn woning te verkopen – zodat hij met de opbrengst de hoofdelijkheid van de vrouw kon beëindigen – maar dat hem daarvoor wel ruim tijd moest worden gegund. De rechtbank verbond daarom aan de toewijzing de voorwaarde dat de man niet verplicht was om de woning te verkopen vóór 1 januari 2023. Dit gaf de man ruim de tijd om een redelijke prijs voor zijn woning te kunnen bedingen. Ook kon hij zo bij de bank de mogelijkheid onderzoeken of hij – met de overwaarde van zijn woning als onderpand – misschien een nieuwe lening kon afsluiten. Zo zou hij de lening waarvoor de vrouw hoofdelijk aansprakelijk was alsnog kunnen aflossen.

Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Hebt u vragen? Neem gerust contact op.