Wat zijn asbestziekten en hoe ontstaan ze eigenlijk?

Vandaag, 28 februari, is het Zeldzameziektendag. Een goed moment om even stil te staan bij asbestziekten. Maar wat zijn dit eigenlijk? En hoe worden ze precies veroorzaakt?
Allereerst kunnen we vaststellen dat alle vormen van asbest kankerverwekkend zijn voor mensen. Asbest is een verzamelnaam voor natuurlijke mineralen die bestaan uit kleine, naaldachtige vezels. Wanneer we deze asbestvezels inademen, kunnen deze diep in de longen doordringen. Het inademen van asbestvezels kan op den duur verschillende typen kanker veroorzaken, zoals longvlies-, borstvlies- en buikvlieskanker (mesothelioom), longkanker, larynxkanker en ovariumkanker. Ook kan asbestblootstelling leiden tot andere ziekten zoals asbestose (stoflongen), pleuraverdikking of pleuraplaques en asbestpleuritis.
Tussen het inademen van de vezels en de openbaring van de ziekte zit gemiddeld 10 tot 60 jaar. Maar niet iedereen die asbestvezels inademt, krijgt daardoor kanker of asbestose. Wel wordt de kans op deze ziekten groter bij het langdurig inademen van hoge concentraties asbest, zoals dat bijvoorbeeld vroeger voorkwam in sommige werksituaties. Maar voor het ontstaan van de ziekte mesothelioom kan het inademen van één asbestvezel al voldoende zijn.
Blootstelling
Asbest werd vooral na 1950 veel toegepast in Nederland. Onder meer in de scheepsbouw en in fabrieken, woningen en scholen. Sinds 1993 is het verboden om asbest te bewerken, verwerken of in voorraad te houden. Toch worden er nog steeds mensen blootgesteld aan asbest. Dit komt doordat er op veel plaatsen nog steeds asbest aanwezig is. Niet alleen bij de uitoefening van hun werkzaamheden (werkgerelateerde blootstelling) maar ook in hun privé-omgeving kunnen mensen dus nog in aanraking komen met asbest. Tot slot zijn er nog een klein deel van de gevallen die niet kunnen worden verklaard door werkgerelateerde of omgevingsblootstelling. Deze gevallen worden spontane gevallen genoemd.
Bij mannen lijken asbestziekten voor het grootste deel op te treden na beroepsmatige blootstelling. Bijvoorbeeld doordat zij als timmerman in de utiliteitsbouw of op scheepswerven asbesthoudende materialen op maat hebben moeten zagen en plaatsen. Bij vrouwen kan asbestblootstelling bijvoorbeeld hebben plaatsgevonden doordat zij de werkkleding van hun man hebben moeten uitkloppen en wassen. Of omdat zij tijdens het koken in aanraking zijn gekomen met asbestwarmhoudplaatjes.
Ook kunnen mensen in hun privé-omgeving aan asbest zijn blootgesteld. Bijvoorbeeld doordat zij in asbesthoudende gebouwen in slechte staat hebben gewoond of gewerkt. Of doordat zij in de omgeving van asbestverwerkende fabrieken woonden, zoals de Eternit fabriek in Goor.
Tegemoetkoming
Gelukkig kunnen mensen met een asbestziekte (maligne mesothelioom of asbestose) via het Instituut Asbestslachtoffers (IAS) een tegemoetkoming van de overheid aanvragen. Als mensen in hun werkomgeving aan asbest zijn blootgesteld, kan het IAS met een (oud-)werkgever bemiddelen voor een aanvullende schadevergoeding. In sommige gevallen wordt deze aanvullende schadevergoeding door de werkgever of verzekeraar uitgekeerd.
Hierdoor komt het IAS tijdens een bemiddeling met een (oud-)werkgever regelmatig voor een aantal uitdagingen te staan. Zo kan het zijn dat de werkgever niet meer bestaat. Of dat er geen bewijs van het dienstverband of de asbestblootstelling meer te achterhalen is. Of dat het slachtoffer zich niet meer kan herinneren bij welke werkgever en in welke situaties de asbestblootstelling precies heeft plaatsgevonden. Ook kan het zijn dat oud-collega’s al overleden zijn en zij de vermeende blootstelling dus niet meer kunnen bevestigen.
Verjaring
Tot slot speelt ook verjaring van de vordering een grote rol in het bemiddelingstraject. Juridisch gezien moet een asbestslachtoffer namelijk binnen 30 jaar na de laatste blootstelling een vordering indienen. Wanneer de asbestziekte pas na 30 jaar aan het licht komt, kan het dus zijn dat de vordering is verjaard.
Toch hoeft dit niet in elk geval zo te zijn. De rechter kan bepalen dat verjaring in uitzonderlijke gevallen onredelijk is. Zo heeft de Hoge Raad het toepassen van de dertigjaarstermijn in zijn uitspraak van 28 april 2000 (Van der Hese/De Schelde) onaanvaardbaar geacht. Zij heeft toen beslist dat deze termijn in uitzonderlijke gevallen niet toegepast moet worden op grond van artikel 6:2 lid 2 BW (in strijd met de redelijkheid en billijkheid).
Of er sprake is van zo’n uitzonderlijk geval hangt af van de omstandigheden van het geval en moet worden getoetst aan de hand van zeven gezichtspunten. Helaas ervaart het IAS in de praktijk toch nog veel moeilijkheden bij dit verjaringsvraagstuk.