Werkgeefster mag de IVA-uitkering – ook bij toekenning zonder wachttijd – meteen in mindering brengen op de loonbetaling aan werkneemster
Week 12-2018

Als er een WIA uitkering wordt toegekend terwijl de werkgever het loon tijdens de ziekte nog moet doorbetalen, dan is de hoofdregel bij samenloop tussen een WIA-uitkering en loon of loondoorbetaling bij ziekte dat het loon gedeeltelijk wordt verrekend met de WIA-uitkering.
Dat geldt niet (artikel 3:4, eerste lid van het Inkomensbesluit) indien sprake is van een verkorte wachttijd.
Een verkorte wachttijd geldt indien duidelijk is dat de zieke werknemer duurzaam volledig arbeidsongeschikt is. In dat geval kan de wachttijd voor de IVA-uitkering worden verkort. De duur van de verkorte wachttijd bedraagt tenminste 13 weken en ten hoogste 78 weken. Dit betekent dat de zieke werknemer reeds na die verkorte wachttijd aanspraak heeft op een IVA-uitkering.
Zou de hoofdregel gelden en het door de werkgever doorbetaalde loon in mindering moeten worden gebracht op de IVA-uitkering, dan zou de IVA-uitkering nul zou bedragen. Dit zou het hele nut van de vervroegde toekenning onderuit halen en kan dus niet de bedoeling zijn.
Daarom wordt voor deze situatie een uitzondering gemaakt in die zin dat in dit geval de IVA-uitkering prevaleert boven de loondoorbetaling. Ingevolge artikel 7:629, vijfde lid BW kan de werkgever in dat geval het loon verminderen met deze WIA-uitkering.
In de onderhavige zaak was de IVA echter toegekend zonder wachttijd in plaats van een verkorte wachttijd. Wat is dan de regel, nu dit niet specifiek in de wet is bepaald?
De rechter concludeert dat uit het oogpunt van de bedoeling van de uitzonderingsbepaling niet valt in te zien dat, vanaf het moment waarop vaststaat dat sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, voor het laten prevaleren van de IVA-uitkering boven de loondoorbetaling rechtens en feitelijk verschil bestaat tussen de situatie waarin de IVA-uitkering met een verkorte wachttijd is toegekend en de situatie waarin de IVA-uitkering zonder wachttijd is toegekend. In de artikelsgewijze toelichting is voor dit onderscheid geen objectieve en redelijke rechtvaardiging te lezen. Ook het UWV heeft geen rechtvaardiging hiervoor gegeven.
Ergo: de situatie waarin de IVA-uitkering niet is toegekend met een verkorte wachttijd, maar zonder wachttijd, dient vanaf het moment van toekenning gelijk behandeld te worden als de in artikel 4, tweede lid van het Inkomensbesluit omschreven situatie. Vanaf moment van toekenning een IVA mag de werkgever de IVA dus altijd in mindering brengen op het loon dat hij vanaf die datum nog aan zijn werknemer moet doorbetalen.
Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >