Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Wie heeft er na 57 jaar nou geen lichte afwijkingen aan de wervelkolom?

Week 44-2021

Een onderwijzer van 57 werd met zijn auto aangereden en liep een whiplashtrauma op. Bij onderzoek bleek dat hij ook degeneratieve afwijkingen had aan zijn wervelkolom. De verzekeraar van de veroorzaker greep dit onmiddellijk aan om er goedkoper af te komen.

Een onderwijzer van 57 werd met zijn auto van achteren aangereden en liep een whiplashtrauma op. Vóór dit ongeval had de man vrijwel geen verzuim. Maar sindsdien kwam hij nooit meer naar school.

Bij de onderzoeken die de man onderging, werd ook vastgesteld dat de man degeneratieve afwijkingen had aan zijn cervicale wervelkolom. Maar ja, wie heeft dat nou niet op die leeftijd?

Maar de verzekeraar van de veroorzaker greep dit onmiddellijk aan om te proberen er heel goedkoop vanaf te komen. Hij wilde maar zes maanden loon vergoeden, ook al was de persoonlijke schade groot.

De werkgever daagde de verzekeraar op grond van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren vervolgens voor de rechter. Deze deed de volgende uitspraak:

Een werkgever moet een causaal verband aantonen. Maar aan het te leveren bewijs mogen geen al te hoge eisen worden gesteld. Als de klachten niet objectiveerbaar zijn (wat het geval is bij whiplash) dan gaat het om de juridische causaliteit. Bestaan de klachten als zodanig daadwerkelijk en kunnen die klachten mede gelet op de toedracht van het ongeval daaraan redelijkerwijs worden toegeschreven? Als komt vast te staan dat het slachtoffer deze klachten voor het ongeval niet had, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, dan zal het bewijs van het oorzakelijk verband meestal geleverd zijn.

Daarvoor is wel enige objectivering nodig. Bij een zorgvuldige beoordeling van alle (medische) informatie moet kunnen worden vastgesteld dat aannemelijk is dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. De rechter beslist uiteindelijk of dit verband er is. Dit zal hij doen als hij er – op grond van de beschikbare medische informatie – van overtuigd is dat het gaat om klachten die de betrokkene daadwerkelijk heeft zonder dat hij of zij probeert de situatie ernstiger te laten overkomen dan het geval is.

Een expertiserapport concludeerde dat de man een post-whiplashsyndroom (WAD), graad 1-2 had. Met als klachten: geheugenstoornissen, concentratiestoornissen, verminderde belastbaarheid en vermoeidheid. En dat deze klachten – die de man voor het ongeval niet had – het gevolg waren van het ongeval.

De degeneratieve verschijnselen die bij deze man waren gevonden, hadden ook zonder ongeval tot rug- en nekklachten kunnen leiden. Maar de arts gaf aan dat het niet goed mogelijk was om aan te geven op wat voor termijn de man deze klachten al dan niet zou hebben ontwikkeld. Het komt vaak voor dat patiënten forse degeneratieve afwijkingen in de wervelkolom hebben zonder dat het leidt tot invaliderende klachten. De man had dus mogelijk nog geruime tijd zonder nekklachten kunnen functioneren.

De rechter nam op grond hiervan aan dat er een causaal verband was tussen de klachten en het ongeval voor de periode waarvoor de werkgever het loon had gevorderd. Er waren onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de man deze klachten ook zonder ongeval in die periode zou hebben ontwikkeld. Te meer omdat de man tijdens het ongeval 57 jaar was, al jaren dezelfde functie vervulde en – ondanks de al aanwezige degeneratieve afwijkingen van de cervicale en lumbale wervelkolom en eerdere rugklachten – zich nauwelijks ziek meldde.

Omdat de verzekeraar ook stelde dat de man met deze klachten gewoon had kunnen blijven doorwerken als wiskundeleraar, ging de rechter ook daarop in. De rechter nam op basis van het geringe ziekteverzuim en op basis van de consultrapportages van de arbo-arts aan dat de man in de eerste twee jaren na het ongeval niet in staat was zijn werk te hervatten. Ook hechtte de rechter waarde aan het feit dat het UWV de man na die twee jaar het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering had toegekend, waarbij hij werd ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100%.

Daarnaast ging de rechter nog in op het verweer van de verzekeraar dat de werkgever niet eerder dan in de procedure inhoudelijk verweer had gevoerd tegen de afwijzing van de verzekeraar. Maar de werkgever is helermaal niet in staat om in de periode over de eerste twee jaren na het ongeval bewijs te verzamelen voor een eventueel op artikel 2 VOA gebaseerde verhaalsvordering. Dit in verband met de privacy waar haar ambtenaar recht op had.

Daarbij komt dat van een werkgever niet kan worden verwacht dat hij of zij bij een werknemer die ziek wordt na een ongeval al anticipeert op een mogelijk toekomstig verweer (van de verzekeraar) dat in de eerste twee jaar van loondoorbetaling na het ongeval niet is gevoerd. Het zou zeer onwenselijk zijn als een werkgever zich in de eerste twee jaar na de ziekte van een werknemer als gevolg van een ongeval bemoeide met het schaderegelingsproces om zo zijn of haar eigen rechten zeker te stellen. Daardoor zou de arbeidsverhouding (en het vertrouwen tussen werknemer en werkgever) zwaar onder druk kunnen komen te staan. En dit zou re-integratie van de werknemer zeker niet ten goede komen.

In de buitengerechtelijke schaderegelingspraktijk richten aansprakelijke verzekeraars zich tijdens de eerste twee jaren na het ongeval dan ook bij voorkeur op het herstel van de benadeelde om de kans op een succesvolle re-integratie te vergroten. In deze fase wordt (bijna) nooit van de werknemer verlangd dat deze onafhankelijke deskundigenoordelen aandraagt om de stelling te bewijzen dat er zodanige beperkingen zijn dat hij of zij hierdoor het werk niet kan hervatten.

Dat werkgevers in die periode het loon doorbetalen, is zo bezien ook in het belang van de aansprakelijke verzekeraar. Daardoor wordt de kans op een succesvolle re-integratie immers vergroot.

De verzekeraar werd dan ook veroordeeld de hele loonregresvordering van de school te betalen.