Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Dit doen wij om de website goed te laten functioneren, gebruik van de website te laten analyseren en om de gebruikerservaring te optimaliseren. U kunt deze cookies uitzetten via uw browser. Door op akkoord te klikken of door verder gebruik te maken van de website gaat u akkoord met de plaatsing van de cookies. Akkoord Meer informatie

Wie is aansprakelijk bij verkeerd afgelopen (bedrijfs)uitje?

Week 21-2019

Tijdens een bedrijfsuitje een vaartochtje maken met een RIB? Toch nog maar eens over nadenken voordat u zo’n uitje als werkgever organiseert. Deze week was er wederom een uitspraak over de aansprakelijkheid betreffende letsel opgelopen bij een boottocht tijdens een bedrijfsuitje met een zogenoemde RIB (Rigid Inflatable Boat).


Aan het einde van de tocht bleek een van de werknemers van het bedrijf niet van zijn stoel af te kunnen komen. Hij werd met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht, waar bleek dat zijn rug was gebroken.

Het liep voor de man niet goed af. Het Hof oordeelde dat de man niet had aangetoond dat hij letsel had opgelopen tijdens de vaartocht, maar ook niet dat de bestuurder van de boot tegenover de man onrechtmatig had gevaren. Enerzijds was niets bijzonders gebeurd tijdens de vaart. Anderzijds was de man van te voren gewaarschuwd dat een bootvaart met een RIB met zich bracht dat de boot met harde klappen op het water terecht kon komen en dat de man dus harde klappen te verduren kon krijgen. Dat risico had de man volgens de rechter aanvaard. Er was in de gegeven omstandigheden immers sprake van een situatie waarin de deelnemers wisten en ermee instemden dat er daadwerkelijk enige ‘actie’ op het water zou zijn en die in zoverre dan ook vergelijkbaar is met een sport- en spelsituatie. Evenmin is volgens de rechter komen vast te staan dat de door man opgelopen inzakkingsfractuurtjes slechts het gevolg kunnen zijn van een ernstige dan wel zeer forse geweldsinwerking en bijvoorbeeld niet van een matige geweldsinwerking die de man onhandig of ongelukkig heeft opgevangen. De bewijslast werd niet omgekeerd, omdat er geen sprake was van een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade.

De bootbezitter ging dus vrij uit. De casus geeft geen antwoord op de vraag of de man ook zijn eigen werkgever aansprakelijk heeft gesteld. Daartoe kan grond zijn als de vaartocht vanuit het bedrijf was georganiseerd als bedrijfsuitje.

Dit is niet de eerste zaak waarin een vaartochtje met een RIB tijdens een bedrijfsuitje fout afloopt.

BSA heeft een dergelijke zaak namelijk ook in behandeling. Hier was aansprakelijkheid steeds door de eigenaar van de boot afgewezen en ook door diens WA–assuradeur. Het uitje dat door werkgever was georganiseerd, betrof echter een zeiltocht. Die was afgelopen zonder enig incident. Bij aankomst bood de eigenaar van het zeilschip werknemers, die wilden, aan om een tochtje met zijn RIB te maken. Bij de laatste tocht ging het fout. Twee medewerksters zaten voorin in de RIB op een kuipstoeltje. Er was vanuit die zitplaats echter geen enkele mogelijkheid om zich ergens aan vast te houden.

Bij een bocht, wellicht mede door het doorvaren van de deining, werden beide medewerksters uit de RIB gelanceerd en kwamen met een klap op het water terecht . Dit leidde bij de een tot tijdelijk letsel en bij de ander tot aanzienlijk langer durend letsel.

In hoger beroep in de strafzaak oordeelde het Hof dat de schipper aanmerkelijk onvoorzichtig had gevaren. Hij had gevaren met een snelheid van bijna 90 km per uur, terwijl ter plaatse maar 20 km per uur was toegestaan. Hij heeft daarnaast zijn zorgplicht tegenover zijn passagiers geschonden. Hij heeft niet nagegaan of de passagiers ervaring hadden met het varen in een snelle boot en hij heeft, wetende dat de passagiers zich niet konden vasthouden, toch op zodanige wijze gevaren dat krachten werden opgeroepen die het voor deze passagiers onmogelijk maakten om op hun plaats te blijven zitten. Hierdoor zijn zij overboord geslagen. Pas nadat in cassatie dit oordeel was gehandhaafd, erkende de verzekeraar aansprakelijkheid.

De schade van de werkneemster zal dus door de verzekeraar van veroorzaker worden vergoed. Voor deze werkgever blijft – ondanks het feit dat het netto loon door BSA wordt verhaald – toch een aanzienlijke extra kostenpost bestaan. Niet alleen komen de kosten van het bruto doorbetalen van het loon, de gemaakte kosten voor de re-integratie en de kosten eigen risico WGA ten laste van werkgever. Omdat het ongeval in diensttijd tijdens een bedrijfsuitje is gebeurd, zal deze overheidswerkgever ook nog een aanvulling op de WGA uitkering moeten gaan betalen.

Lees de uitspraak in pdf-formaat
Weten wat BSA voor u kan betekenen? Neem vrijblijvend contact op >

Hebt u vragen? Neem gerust contact op.